e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q211p plaats=Bocholtz

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
punt van het blad van de zeis punt: pønt (Bocholtz) De scherpe punt aan het blad van de zeis, aan het uiteinde tegenover de arend en de hak. Zie afbeelding 5, nummer 3. [N 18, 68c; JG 1a, 1b, 2c; monogr.] I-3
puntmuts puntmuts: puntmutschj (Bocholtz) puntmuts, hoofdkapje dat van achteren spits toeloopt [N 25 (1964)] III-1-3
putemmer putsemmer: pøtsɛmər (Bocholtz) [N 12 (1961)] I-7
puthaak putschiet: pøtšēͅt (Bocholtz) [N 12 (1961)] I-7
pyjama pyjama {pijama}: pyama (Bocholtz) pyjama, tweedelig nachtkostuum [N 25 (1964)] III-1-3
raadsel(tje) raadsel(tje): raotsel (Bocholtz), reutseltje (Bocholtz), röadsel (Bocholtz) raadsel [N 07 (1961)] || Raadsel. || raadseltje [N 07 (1961)] III-3-2
raam venster: fenstǝr (Bocholtz  [(+)]  ) Zie kaart. Een van glas voorziene opening waardoor het buitenlicht naar binnen valt. In het onderzoeksgebied worden de woorden 'venster' en 'raam' ook wel gebruikt voor de houten of metalen omlijsting waarin de vensterruit wordt geplaatst. In het Standaardnederlands zijn de woorden 'raam', 'venster' en 'glas' onzijdig, in de meeste Limburgse dialecten echter vrouwelijk. Wanneer door de invullers nadrukkelijk een vrouwelijk genus werd opgegeven, is achter de betreffende plaatscode een (+) opgenomen. [N 55, 37; RND 49; A 46, 10a; L mon.; monogr.; Vld.] II-9
raampje in een poort deurvenstertje: dȳrvenstǝrxǝ (Bocholtz) Een raampje in een poort, soms ook een luikje, om door te kunnen kijken, ook wel ter beluchting, al dan niet beglaasd. De opgaven die duidelijk op een deur wijzen, zijn overgeplaatst naar het lemma "deurtje in een poortvleugel" (4.1.10). [N 5A, 54b] I-6
raar, vreemd aardig: = vreemd (raar = zeldzaam)  aadich (Bocholtz) raar [DC 02 (1932)] III-1-4
raat raat: roǝt (Bocholtz) Een raat is een schijf gevormd door twee lagen met de rug tegen elkaar liggende zeszijdige cellen. Ze wordt door de bijen gemaakt voor het opkweken van de larven en voor het opbergen van honing in de winter. Het bouwsel is van was. [N 63, 13a; L 1a-m; S 3; A 25, 10; JG 1a+1b; JG 2b-5, 3; Ge 37, 53; monogr.] II-6