34033 |
rode koe |
rode koe:
ru [koe] (Q211p Bocholtz)
|
Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe'' (3.3.1). [N 3A, 124]
I-11
|
22755 |
roep bij verstoppertje spelen |
koekepiep:
koekkepiep (Q211p Bocholtz)
|
Kiekeboe.
III-3-2
|
34546 |
roep- en lokwoord voor de eend |
wiele, wiele:
wilǝ, wilǝ (Q211p Bocholtz),
wiele, wiele, wiele:
wilǝ, wilǝ, wilǝ (Q211p Bocholtz)
|
[L 18, 2; L B2, 259b; GV 2, 2k; VC 14, 2r -r-; Vld.; N 19, 74, Q 111 add.; A 6, Q 36 add.; monogr.]
I-12
|
34528 |
roep- en lokwoord voor de kip |
jiep, jiep, jiep:
jip, jip, jip (Q211p Bocholtz),
juup, juup, juup:
jyp, jyp, jyp (Q211p Bocholtz)
|
Naast de verschillende roepwoorden kan men de kippen ook lokken door een zuigend klappend geluid te maken met de tong tegen de tanden (P 176 (Sint-Truiden)) of door te fluiten (Q 2 (Hasselt)). [N 19, 44a; L 47, 9a; A 6, 2b; A 6, 2a; VC 14, 2n -r-; Vld.; L B2, 259a; monogr.]
I-12
|
34218 |
roep- en lokwoord voor de koe |
dè kom:
dę kǫm (Q211p Bocholtz)
|
Men roept de koe naast de algemene benamingen koe, muk enzovoorts ook met het noemen van de kleur, b.v. zwarte en met een eigennaam als Lies en Berta. [N C, 16; VC 14, 2a (r]
I-11
|
34379 |
roep- en lokwoord voor een big |
kuus, kuus, kuus:
kyš, kyš, kyš (Q211p Bocholtz)
|
Roep- en lokwoord voor een big. Iets roepen kan ook vervangen worden door een smakkend geluid te maken of door te klakken met de tong. [N 19, 11b; VC 14, 2d r; monogr.]
I-12
|
34219 |
roep- en lokwoord voor het kalf |
mietsje dè kom:
mitškǝ dę kǫm (Q211p Bocholtz)
|
Met kan een kalf roepen met de algemene benamingen kalf, kalfje, muk enzovoorts, met eigennamen als Liesje, met klanknabootsingen of eventueel met het rammelen van melkemmers. [N C, 17; VC 14, 2b (r]
I-11
|
34529 |
roep- en lokwoord voor het kuiken |
ties, ties, ties:
tis, tis, tis (Q211p Bocholtz)
|
[N 19, 44b; A 6, 2c; L 47, 9b; VC 12 2o -r-; monogr.]
I-12
|
34377 |
roep- en lokwoord voor het varken |
kuus, kuus, kuus:
kyš, kyš, kyš (Q211p Bocholtz)
|
In plaats van kuus roepen klakt men ook wel met de tong. [N 19, 11a; VC 14, 2c (r]
I-12
|
34442 |
roep- en lokwoorden voor het lam |
lemmen, lemmen:
lɛmǝ, lɛmǝ (Q211p Bocholtz)
|
[N 19, 74b; VC 14, 2k (R]
I-12
|