e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q211p plaats=Bocholtz

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
slachtklaar rijp voor de slacht: rīf vȳr dǝr šlax (Bocholtz) Bij het lezen van dit lemma moet men beseffen dat het begrip "slachtklaar" door de respondenten verschillend opgevat kan zijn. De betekenis kan zijn "vet genoeg om geslacht te worden" of "gereed staande voor de slachter of het slachthuis". [N 3a, 78] II-1
slachtrijp rijp voor de slacht: rīf vȳr dǝr šlax (Bocholtz) Vet genoeg om geslacht te worden, gezegd van het mestkalf. [N 3A, 78] I-11
slaghout degen: dēgǝ (Bocholtz) Het losse houten, soms draaibare balkje onder de slagkar dat dient om de bak vast te zetten en te voorkomen dat hij onverwacht kipt. Dit balkje moet weggenomen of -gedraaid worden eer men de bak kan doen kippen. Er zijn verschillende soorten vergrendelingen: 1. een balkje dat onder de berries door wordt geschoven in twee krammen die onderaan in de draagbomen van de kar zijn bevestigd; 2. een balkje dat in het midden doorboord is en onderaan in het midden van een van de voorste scheien van de karbak vastgemaakt is. Het kan onder de bak gedraaid worden en vastgezet in de twee haken onderaan de draagbomen van de bak; 3. het balkje kan ook boven de berries en de draagbomen op de schoot van de kar aangebracht worden. [N 17, 20; N G, 56f] I-13
slagschei schei: (mv)  šęi̯ǝ (Bocholtz) De verbindingsschei(en) waarop de neergeslagen bak van de slagkar rust. [N 17, 19; N G, 56d] I-13
slangetje s-je: Syst. Veldeke  es-jer (Bocholtz) Slag- of s-vormige gebakjes (slengskes, esse?) [N 16 (1962)] III-2-3
slappe koffie merenzeik: Syst. Veldeke  meerezeek (Bocholtz) Slappe koffie (lierie, loerie, zwadder, zwoelie, poelie, poelespaat, poelieprats, laarie, paalie, pèùjt, merriezèèjk?) [N 16 (1962)] III-2-3
slappe vilten hoed snithoed: sjnithood (Bocholtz) hoed, slappe, vilten ~ met deuk [lösjhood, scheurhood] [N 25 (1964)] III-1-3
slecht weer, hondenweer hondsweer: hongsweer (Bocholtz) slecht weer [hondewaer] [N 07 (1961)] III-4-4
slee schlitt (du.): sjliet (Bocholtz) 1. Slee. III-3-2
sleephout sleephout: šlēfhōts (Bocholtz), spanhout: špānhōts (Bocholtz) Hout waaraan het tuiertouw of de tuierketting is bevestigd. Door dit slepend stuk hout voorkomt men dat koe of geit verstrikt raken in het touw of de ketting of dat zij bij de tuierpaal komen. [N 3A, 14h; N 14, 73b; JG 1c, 2c; monogr.] I-11