e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Bocholtz

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
man man: ma:n (Bocholtz), mān (Bocholtz) man [RND], [RND] III-3-1
manchet manchet: manchet (Bocholtz) manchet, vaste mouwboord van een overhemd [N 23 (1964)] III-1-3
manchetknoop manchettenknoopje: manchettekneufjere (Bocholtz) manchetknoopjes [N 23 (1964)] III-1-3
mannelijk geslachtsorgaan gemachts: jemähts (Bocholtz) mannelijke geslachtsorgaan [gemach, gemaacht] [N 10c (1961)] III-1-1
mannelijk jong van de geit bokje: bø̜kšǝ (Bocholtz) [N 19, 71b; N 19, 71a; N 77, 76; A 9, 21] I-12
mannelijk kalf stier: štēr (Bocholtz), stiertje: štērkǝ (Bocholtz) [N 3A, 15; N C, 7a; JG 1a, 1b; A 9, 17a; Gwn V, 5a; monogr.] I-11
mannelijk kuiken haantje: hɛ̄ntjǝ (Bocholtz) [N 19, 41b; L A2, 507] I-12
mannelijk lam lammerbok: lāmǝrbok (Bocholtz) [L 20, 22c; A 4, 22c; A 2, 45; JG 1b; N 70, 3; R 3, 36; AGV m 3; Wi 12; monogr.] I-12
mannelijk schaap bok: bok (Bocholtz), schaapsbok: šōsbok (Bocholtz) Het mannelijk schaap in het algemeen. Varianten van het woordtype hamel die voor "mannelijk schaap" zijn opgegeven, zijn naar het lemma ''gesneden mannelijk schaap'' (2.2.5) overgeheveld. [L 5, 30b; L 20, 22a; L 39, 44; L 6, 25; L B2, 319; JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 2, 46; A 4, 22a; Wi 12; AGV, m 3; R 3, 34; VLD; S, Q 105 add.; monogr.] I-12
mannelijke eend wender: węndǝr (Bocholtz), wɛndǝr (Bocholtz) [GV, K 2; L 1a-m; L 3, 3; L 14, 18; JG 1a, 1b, 2c; S 18; NE II, 55; Vld.; A 6, add.; monogr.] I-12