22424 |
pijl |
pijl:
piel (Q211p Bocholtz)
|
Pijl.
III-3-2
|
17991 |
pijn |
pijn:
piŋ (Q211p Bocholtz),
wee:
wie (Q211p Bocholtz)
|
mijn voeten doen mij erg zeer [DC 03 (1934)] || pijn [RND]
III-1-2
|
23376 |
pilaar |
pilaar:
pilaar (Q211p Bocholtz)
|
Een pilaar, de pilaren [pielder(s), pilèèr(e)?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
17670 |
pink |
pink:
peŋk (Q211p Bocholtz)
|
Eénjarig kalf, onverschillig van welk geslacht, dat nog alle melktanden heeft. [N C, 9b en 8; monogr.; add. uit N 3A, 15 en 20]
I-11
|
23287 |
pinksteren |
pinksteren:
Pinkstere (Q211p Bocholtz)
|
Pinksteren, de vijftigste dag na Pasen [Sinksen, Pinkste]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
24364 |
pissebed |
varken:
vēͅrəkə (Q211p Bocholtz),
wild varken:
oniscus asellus/oniscus murarius (=ZND 18)
wilt vērəkə (Q211p Bocholtz)
|
pissebed, keldermot [GV K (1935)] || pissebed: hoe noemt men het veelpotig insect ca ca. 1 cm. lengte, dat voornamelijk op vochtige plaatsen, onder steenen of in kelders wordt aangetroffen (oniscus asellus of murarius; keldermot, klederzeug, varkentje, stekelvarken, steenmot, pissebed)? [GV K (1935)]
III-4-2
|
33495 |
pit, kern van fruit |
kern:
kɛ̄r (Q211p Bocholtz)
|
[RND 08]
I-7
|
19470 |
plafond |
plafond:
plǝfoŋ (Q211p Bocholtz)
|
Zie kaart. Het ondervlak of de bekleding van een zoldering. In het onderzoeksgebied wordt onder een 'plafond' vooral een gepleisterde, meestal met lijsten en/of reliefs van stuc versierde bekleding van een zoldering verstaan. De term 'zoldering' wordt daarentegen gebruikt voor het ondervlak van een verdiepingsvloer waarvan de draagbalken nog zichtbaar zijn. Zie ook het 'Limburgs Idioticon', pag. 295, s.v. 'zoldering', ø̄Met de bepaalde betekenis van onbeplakten zolder. Geh. rond Maeseyck.ø̄ Om een gepleisterd plafond te maken worden eerst tengels op onderlinge afstand van ongeveer 7 cm onder de balken van de bovenliggende vloerlaag gespijkerd. Aan de tengels wordt vervolgens droog Maasriet bevestigd, dat met zigzagsgewijs om platkopspijkers gewonden koperdraad tegen de tengels wordt vastgeklemd. In plaats van riet kan ook steengaas worden gebruikt. Daarna wordt eerst een ruwe laag vette kalkmortel aangebracht en vervolgens wordt het geheel afgewerkt met een mengsel van kalk en gips. Langs de wand brengt men gewoonlijk een plint aan die wordt vervaardigd door op het plafond latjes te bevestigen en de plint gelijk met die latjes af te werken. Eventuele ornamenten worden met gips opgeplakt. In L 383 sprak men bij een boerderij vooral van de 'zolder' en in een gewoon huis van het 'plafond'. [N 6, 20; N 54, 143a; L 2, 19; monogr.; Vld.]
II-9
|
22734 |
plankmis |
poedel:
poeddel (Q211p Bocholtz)
|
2. Misgooien bij kegelen.
III-3-2
|
24531 |
plant (alg.) |
plant:
plā.nts mv (Q211p Bocholtz)
|
plant
III-4-3
|