e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Bocholtz

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
pijl pijl: piel (Bocholtz) Pijl. III-3-2
pijn pijn: piŋ (Bocholtz), wee: wie (Bocholtz) mijn voeten doen mij erg zeer [DC 03 (1934)] || pijn [RND] III-1-2
pilaar pilaar: pilaar (Bocholtz) Een pilaar, de pilaren [pielder(s), pilèèr(e)?]. [N 96A (1989)] III-3-3
pink pink: peŋk (Bocholtz) Eénjarig kalf, onverschillig van welk geslacht, dat nog alle melktanden heeft. [N C, 9b en 8; monogr.; add. uit N 3A, 15 en 20] I-11
pinksteren pinksteren: Pinkstere (Bocholtz) Pinksteren, de vijftigste dag na Pasen [Sinksen, Pinkste]. [N 96C (1989)] III-3-3
pissebed varken: vēͅrəkə (Bocholtz), wild varken: oniscus asellus/oniscus murarius (=ZND 18)  wilt vērəkə (Bocholtz) pissebed, keldermot [GV K (1935)] || pissebed: hoe noemt men het veelpotig insect ca ca. 1 cm. lengte, dat voornamelijk op vochtige plaatsen, onder steenen of in kelders wordt aangetroffen (oniscus asellus of murarius; keldermot, klederzeug, varkentje, stekelvarken, steenmot, pissebed)? [GV K (1935)] III-4-2
pit, kern van fruit kern: kɛ̄r (Bocholtz) [RND 08] I-7
plafond plafond: plǝfoŋ (Bocholtz) Zie kaart. Het ondervlak of de bekleding van een zoldering. In het onderzoeksgebied wordt onder een 'plafond' vooral een gepleisterde, meestal met lijsten en/of reliefs van stuc versierde bekleding van een zoldering verstaan. De term 'zoldering' wordt daarentegen gebruikt voor het ondervlak van een verdiepingsvloer waarvan de draagbalken nog zichtbaar zijn. Zie ook het 'Limburgs Idioticon', pag. 295, s.v. 'zoldering', ø̄Met de bepaalde betekenis van onbeplakten zolder. Geh. rond Maeseyck.ø̄ Om een gepleisterd plafond te maken worden eerst tengels op onderlinge afstand van ongeveer 7 cm onder de balken van de bovenliggende vloerlaag gespijkerd. Aan de tengels wordt vervolgens droog Maasriet bevestigd, dat met zigzagsgewijs om platkopspijkers gewonden koperdraad tegen de tengels wordt vastgeklemd. In plaats van riet kan ook steengaas worden gebruikt. Daarna wordt eerst een ruwe laag vette kalkmortel aangebracht en vervolgens wordt het geheel afgewerkt met een mengsel van kalk en gips. Langs de wand brengt men gewoonlijk een plint aan die wordt vervaardigd door op het plafond latjes te bevestigen en de plint gelijk met die latjes af te werken. Eventuele ornamenten worden met gips opgeplakt. In L 383 sprak men bij een boerderij vooral van de 'zolder' en in een gewoon huis van het 'plafond'. [N 6, 20; N 54, 143a; L 2, 19; monogr.; Vld.] II-9
plankmis poedel: poeddel (Bocholtz) 2. Misgooien bij kegelen. III-3-2
plant (alg.) plant: plā.nts mv (Bocholtz) plant III-4-3