20421 |
rouwbrief |
rouwbrief:
rouwbrif (Q211p Bocholtz)
|
De rouwbrief. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
24065 |
rouwkrans |
krans:
krants (Q211p Bocholtz)
|
De krans die op de kist wordt gelegd [krants]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
20447 |
rouwsluier aan een hoed |
treursluier:
troersjluier (Q211p Bocholtz)
|
rouwsluier(s) aan een hoed [N 25 (1964)]
III-2-2
|
23716 |
rozenkrans |
rozenkrans:
roezekrans (Q211p Bocholtz)
|
De rozenkrans, het bidsnoer [bid-vr-ons?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
17767 |
rug |
rug:
rùk (Q211p Bocholtz)
|
rug [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
32882 |
rug van het blad van de zeis |
rug:
røk (Q211p Bocholtz)
|
De opstaande stevige rand aan de buitenzijde van het blad van de zeis. Zie afbeelding 5, nummer 5. [N 18, 68e; JG 1a, 1b]
I-3
|
33198 |
rug, aangeaard stuk |
rug:
røq (Q211p Bocholtz)
|
De verhoogde rug of wal die ontstaat bij het aanaarden van de aardappelen. Bij holvoor(de) heeft betekenisoverdracht plaatsgevonden; het is eigenlijk de open voor naast de rug. [N 12, 27; monogr.]
I-5
|
17640 |
ruggengraat |
rugstrang:
der ruksjtrank (Q211p Bocholtz),
rukstrong (Q211p Bocholtz)
|
rug: ruggegraat [ruggestrang, ruggegraat] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
17641 |
ruggenwervel |
wervel:
wervel (Q211p Bocholtz)
|
[N 10 (1961)]
III-1-1
|
33989 |
rugnet |
vliegennet van dunne koord:
vlegǝnęts va døn kǭt (Q211p Bocholtz)
|
Vliegennet dat over de rug van het paard wordt gehangen. Een groot aantal opgaven zijn benamingen voor het vliegennet in het algemeen. Zie voor de fonetische documentatie het lemma Vliegennet [JG 1a; N 13, 83c]
I-10
|