e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Bocholtz

Overzicht

Gevonden: 2628
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
broedende kip op eieren kloek: kluk (Bocholtz) [N 19, 43a; JG 1a, 1b, 2c; L 14, 21; A 6, 1c; S 5; L B2, 320; monogr.] I-12
broeder broeder: broeder (Bocholtz) Een lager lid van een kloosterorde die geen kerkelijke wijding bezit, broeder [bruur, broeder]. [N 96D (1989)] III-3-3
broedermeester broedermeester: broedermeester (Bocholtz) De persoon die tijdens de bidprocessies (op St. Marcus en de kruisdagen) met een staf beurtelings de voorbiddende en de nabiddende rij aanwees (broedermeester). [N 96C (1989)] III-3-3
broek boks: bōks (Bocholtz) De horizontale riem van het achterhaam die om de billen van het paard loopt. [JG 1a, 1b, 2b; N 13, 75; monogr.] I-10
broek: algemeen boks: books (Bocholtz), bóks (Bocholtz), klepbroek=sjlaarbooks  books (Bocholtz) broek in het algemeen [boks, sjmeek, brits] [N 23 (1964)] || Hoe noemt men de broek (bovenkleeding)? Maakt men misschien onderscheid tusschen een klepbroek en een gewone broek? [DC 09 (1940)] III-1-3
broekgesp boksensnal (<du.): bookse sjnal (Bocholtz) sluitgesp, haak aan de tailleband van een broek [sjnal, boksesnal, gasp, gespel] [N 23 (1964)] III-1-3
broekkettingen achterhaamsklinken: ātǝrhāmskleŋkǝ (Bocholtz) Kettingen waarmee de broek van het achterhaam aan de berries is vastgemaakt. [N 13, 79] I-10
broekland, moeras moeras: ps. boven de a staat nog een ? en een `; deze combinatieletter is niet te maken.  moeras (Bocholtz) moeras [DC 02 (1932)] III-4-4
broekspijp boksenpijp: booksepiefe (Bocholtz) pijpen van een broek [bokspijpe, broeksepejpe] [N 23 (1964)] III-1-3
broeksriem boksenriem: booksereem (Bocholtz) band of riem waarmee de broek in de taille wordt opgehouden [boekreem, boekband, boksemband] [N 23 (1964)] III-1-3