23904 |
communiepakje |
kommunionsanzug (<du.):
kommelejoeënsantsoch (Q211p Bocholtz)
|
Het communiepakje voor jongens [kómmelejoeënsantsoch, kómmenetseermantoer]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
24023 |
communiepluim |
pluim:
pluum (Q211p Bocholtz)
|
De witte pluim met groene knopjes, door de jongens op de revers van hun jas gedragen op de dag van hun eerste H.Communie [pluum]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23664 |
completen |
completen (<lat.):
complete (Q211p Bocholtz)
|
De completen, namiddagdienst die op hoogfeesten en/of aan het einde van aanbiddingsdagen in aansluiting op de vespers werd gehouden en die vaak gevolgd werd door de lof- en dankhymne "Te Deum laudamus". [N 96B (1989)]
III-3-3
|
22829 |
concert |
concert (<fr.):
Sub Simpelvelds konzert.
konzeërt (Q211p Bocholtz)
|
Concert.
III-3-2
|
23623 |
consecratie |
consecratie (<lat.):
consecratie (Q211p Bocholtz)
|
De consecratie [wandloeng?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23392 |
corpus |
christusfiguur:
Christusfiegoer (Q211p Bocholtz)
|
Het corpus, de Christusfiguur van een kruisbeeld. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23416 |
crypte |
crypte (<fr.):
crypte (Q211p Bocholtz)
|
De ruimte, de kelder onder het priesterkoor, vroeger gebruikt als grafkelder [crypte, krocht?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
32810 |
cultivator, extirpator |
extirpator:
ɛkspātǝr (Q211p Bocholtz)
|
De cultivator, extirpator of woeleg is een 3- of 4-wielig of op twee lopers voortglijdend akkerwerktuig met op een schaar eindigende tanden, die d.m.v. een hefboom tegelijk versteld kunnen worden. Aan het raam van een wielcultivator zitten 5 of meer C-vormige veertanden (zie afb. 77) of rechte stelen (zie afb. 78), die elk van een pijlvormige beitel, resp. een kleine dubbelschaar zijn voorzien. Dit lemma betreft de cultivator in het alge-meen. Voor termen die op de sleepcultivator toepasselijk zijn, zie men het volgende lemma. Wat in het onderstaande met ''eg'' en ''eg'' bedoeld wordt, is aangegeven in het lemma ''eg''. [JG 1a + 1b+ 1d + 2c; N 11, 78a; N 11A, 150a + c; N J, 10; N 18, 52 add.; div.; mono-gr.]
I-2
|
24327 |
daas (tabanidae) |
praam:
prām (Q211p Bocholtz),
Veldeke
praam (Q211p Bocholtz)
|
larve van de runderhorzel, worm die grote bulten (wormbulten) veroorzaakt in de huid van runderen [N 26 (1964)] || paardenwesp [Roukens 03 (1937)]
III-4-2
|
23533 |
dagmissaal |
missaal:
missaal (Q211p Bocholtz)
|
Een kerkboek met misgebeden voor alle dagen van het kerkelijk jaar [dagmissaal?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|