e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Bocholtz

Overzicht

Gevonden: 2628
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
doopgetuige aan doop gaan: aan deuf joaë (Bocholtz) Als doopgetuige aanwezig zijn [an doof joaë]. [N 96D (1989)] III-3-3
doopjurkje doopkleed: t doofkleed (Bocholtz), doopkleedje: doofkleedje (Bocholtz), dø.fklɛ.itjə (Bocholtz) doopjurkje [deumhemke] [N 25 (1964)] || doopkleed [RND] || het doopkleed, de doopjurk [N 96D (1989)] III-2-2, III-3-3
doopkaars doopkaars: de deufkeats (Bocholtz) De doopkaars. [N 96D (1989)] III-3-3
doopsel doop: de deuf (Bocholtz) Het doopsel [der doof]. [N 96D (1989)] III-3-3
doopsprei doopsprei: de doofsprei (Bocholtz) de doopsprei [N 96D (1989)] III-2-2
doopvont doopsteen: do.fsjte. (Bocholtz), doofsjtee (Bocholtz) doopvont [RND] || Het bekken waarin het doopwater bewaard wordt en waarboven het kind ten doop wordt gehouden [doopvont, doopsteen, doofsjtee?]. [N 96A (1989)] III-3-3
doordeweekse kleren werkeldaagse kleren: wérkeldaagse kléjer (Bocholtz) door-de-weekse kleren [t s werkendagse dinge, werkdinge] [N 23 (1964)] III-1-3
doordeweekse mis stille mis: stil mès (Bocholtz) Een door-de-weekse mis. [N 96B (1989)] III-3-3
doorn, stekel doornen: də:rə: (Bocholtz) doornen [RND] III-4-3
doornenkroon doornenkroon: dueërekroen (Bocholtz) De doornenkroon, een kroon van doornen. [N 96B (1989)] III-3-3