e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Bocholtz

Overzicht

Gevonden: 2628
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
droogstaan droogstaan: (de koe) štēt drȳx (Bocholtz) Geen melk meer geven. [N 3A, 72b; JG 1a, 1b] I-11
druilerig en koud weer nat (weer): ps. boven de Å staat nog een ´; deze combinatieletter is niet te maken.  nāəs (Bocholtz) nat [DC 02 (1932)] III-4-4
druk heen en weer lopen ijsberen: iesbere (Bocholtz) lopen: bedrijvig heen en weer lopen [rettereere, rondriddere] [N 10 (1961)] III-1-2
druppel drup: druup (Bocholtz) druppel water [dröp, dröppel] [N 07 (1961)] III-4-4
dubbel gezwad dobbel gemad: dubǝl [gemad] (Bocholtz) De dubbele reep gras die ontstaat als men eenmaal heen maait, omdraait, en vlak daarnaast weer eenmaal terug over het veld maait, zodat er twee regels gemaaid gras tegen elkaar aan komen liggen. Zie voor de fonetische documentatie van de woorden tussen vierkante haken het lemma ''gezwad, regel gemaaid gras''. [N 14, 94] I-3
dubbele toegangspoort van een gesloten erf poort: pǭts (Bocholtz) De uit twee helften bestaande poort, die toegang geeft tot een door het woonhuis en de bedrijfsgebouwen omgeven binnenplaats. Zie ook het lemma "schuurpoort" (3.1.2). Zie voor de fonetische documentatie van het woord (poort) het lemma "poort" (4.1.1). Zie ook afbeelding 18 bij het lemma "poort" (4.1.1). [N 5A, 77b; monogr.] I-6
duif (alg.) duif: doef (Bocholtz, ... ) Duif. III-3-2
duif effen lichtbruin vale, een ~: vaal (Bocholtz, ... ) 1. Duif met vale kleur. III-3-2
duif met één of meer witte pennen sjek: sjek (Bocholtz, ... ) 1. Duif met witte pennen in vleugel. III-3-2
duim duim: der doem (Bocholtz), doem (Bocholtz) duim [N 10 (1961)] III-1-1