e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Bocholtz

Overzicht

Gevonden: 2628
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
ijs (alg.) ijs: ies (Bocholtz) ijs [DC 03 (1934)] III-4-4
ijsberen ijsberen: iesbere (Bocholtz) lopen: zenuwachtig heen en weer lopen [drentele] [N 10 (1961)] III-1-2
ijsheiligen ijsheiligen: ieshillige (Bocholtz) 12-14 mei, de ijsheiligen [ieshillieje]. [N 96C (1989)] III-3-3
ijsmuts ijsmuts: īēsmutschj (Bocholtz) ijsmuts [N 25 (1964)] III-1-3
ijzeren deurtje voor het ovengat ovendeur: [oven]dȳr (Bocholtz) Het ijzeren deurtje waarmee het ovengat afgesloten wordt. Vergelijk het lemma "ovendeur" in aflevering II.1, pag. 71. Vroeger gebruikte men ter afslsuiting van de oven soms een lemen bal, die schotel genoemd werd. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (oven-) het lemma "bakoven" (3.1.3). [N 5A, 25b] I-6
ijzeren gaffel, oogstgaffel gaffel: jafǝl (Bocholtz), hooigaffel: [hooi]jafǝl (Bocholtz), oogstgaffel: ǭsjafǝl (Bocholtz) Twee- of drietandige ijzeren vork, met lange, enigszins gebogen tanden en een lange houten steel, gebruikt om hooi of korenschoven op te steken en op de wagen te laden. Zie afbeelding 10, b. Voor het voorkomen van de term riek en van varianten van het type gāfel, zie de toelichting bij het lemma ''houten gaffel''. Voor de fonetische documentatie van het woorddel (hooi) zie het lemma ''hooi''.' [N 18, 27; JG 1a, 1b; A 28, 2; L 1 a-m; L 16, 18a; L B2, 241; Lu 6, 2; S 9; Wi 3; Av 1 III 5a, b; monogr.] I-3
ijzertje onder een schoen ijzertje: iēzertje ōnger sjong (Bocholtz) ijzertje onder de schoen [blakei] [N 24 (1964)] III-1-3
in de schil gekookte aardappelen zwelmannetjer: Syst. Veldeke  sjwelmentjer (Bocholtz) In de schil gekookte aardappelen (zwelmennekes?) [N 16 (1962)] III-2-3
ingewanden darmen: derm (Bocholtz), ingewands: i-jewans (Bocholtz), ingeweids: injeweats (Bocholtz) ingewanden [N 10a (1961)] III-1-1
inkappen, eerste slagen maken met de zicht inhouwen: ihǫu̯ǝ (Bocholtz) De eerste slagen met de zicht maken in een aan te maaien akker en tevens het uitvoeren van de "eerste fase" van de zichtbehandeling; zie de algemene toelichting van deze paragraaf. De terminologie wordt soms ook gebruikt voor het maken van de eerste gang voor de maaimachine; dit wordt uitdrukkelijk vermeld in K 316, L 270, 294, 320c, 355, 360, 372, 419, 420, 432, P 186, Q 99*, 121c, 197, 197a. Voor de fonetische documentatie van het woorddeel [maaien], zie het lemma ''maaien'' (3.1.1) en de klankkaart (kaart 7) in aflevering I.3. [N 15, 16j; JG 1a, 1b, 1c, 1d, 2c; A 23, 16.2; L 48, 32.2; Lu 1, 16.1a; monogr.; add. uit N 15, 16f] I-4