| 33578 |
rammenas |
rammenas:
rammenas (L269b Boekend)
|
Hoe noemt u: rammenas (Raphanus sativus niger - fam. cruciferae) [N 71 (1975)]
I-7
|
| 24626 |
rank |
rank:
enkv. meervoudig (reng)
rank (L269b Boekend)
|
Stengel met bladeren, bloemen, etc. die in zichzelf niet voldoende stevigheid bezit om overeind te staan, vooral van klimplanten (reng, rank, rene, tak). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
| 19558 |
rasp |
rasp:
rasp (L269b Boekend),
raspel:
raspel (L269b Boekend)
|
rasp (rief, raspel, raps) [N 20 (zj)]
III-2-1
|
| 24711 |
ratelpopulier |
ratelpopulier:
ratelpopulier (L269b Boekend),
vuilboom:
ook
voelbaum (L269b Boekend)
|
De ratelpopulier; heeft bijna ronde bladeren met een gegolfde rand die aan lange platte stelen zitten; bij een beetje wind bewegen ze schuin langs elkaar, wat een ritselend geluid geeft (drilboom, vuilboom, klater, fledderaar, klaterteer, klatelleer). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
| 17902 |
recht vooruitstoten met de armen |
recht vooruitstoten:
recht vur oët stoëte (L269b Boekend)
|
stoten: met de armen recht vooruit stoten [stuike] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
| 17674 |
rechte, vormeloze benen |
rechte benen:
rechte bein (L269b Boekend)
|
benen: rechte, vormloze benen [mok-, motbeene] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
| 34093 |
rechterachterkwartier |
achterste van de hand:
ɛxtǝrstǝ van dǝ haŋk (L269b Boekend)
|
Het kwartier van de uier rechts achter. In de vraagstelling stond erbij wat betreft de positie van de kwartieren "van achteren gezien". [N 3A, 116d]
I-11
|
| 34092 |
rechtervoorkwartier |
voorste bij de hand:
vø̄rstǝ bēi̯ dǝ haŋk (L269b Boekend)
|
Het kwartier van de uier rechts voor. In de vraagstelling stond erbij wat betreft de positie van de kwartieren "van achteren gezien". [N 3A, 116c]
I-11
|
| 17616 |
rechtstaande oren |
fiksoren:
fiksoëre (L269b Boekend)
|
oor: rechtstaande oren [fikoorkes] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
| 30179 |
regels |
richels:
rixǝls (L269b Boekend)
|
De horizontale balkjes die tussen de stijlen bevestigd worden. Zie ook afb. 47. De horizontale balk die de hele muurbreedte overspande, werd in Q 97 de 'kettingbalk' ('kęteŋbalǝk') genoemd. De balken werden met behulp van een pen/gat-verbinding aan elkaar bevestigd. De pen noemde men 'kijl' ('kīl'), het aan elkaar bevestigen van de balken 'angen' ('aŋǝ'). Bij de bovengenoemde houtverbinding bedroeg de doorsnede van het gat altijd het derde deel van de totale breedte van de balk. [N 4A, 52b; N 31, 45 add.; monogr.; div.; Vld]
II-9
|