| 17737 |
ruiken |
ruiken:
ruuke (L269b Boekend)
|
ruiken [N 10b (1961)]
III-1-1
|
| 33436 |
ruimte tussen opeenvolgende gebinten |
gebont:
gǝbōŋk (L269b Boekend)
|
Het vak of de ruimte tussen de opeenvolgende gebinten in een stal of in een schuur, die wordt begrensd door de vlakken van twee gebinten en de buitenmuur of door één gebint en twee muren die dan een hoek vormen. Zie afbeelding 18 en de plattegronden bij paragraaf 1.2. Bij driebeukige gebouwen omvat zo''n vak een deel van de middenbeuk en een deel van de zijbeuken. Bij éénbeukige gebouwen kan begripsverwarring ontstaan met de ruimte tussen de stijlen, die immers in de buitenmuren staan. Zie daarom ook het lemma "ruimte tussen de stijlen" (3.3.9). Omdat bij éénbeukige gebouwen de gebinten vaak niet zo duidelijk zichtbaar zijn (vooral in de stallen) en bij nieuwere gebouwen met dragende muren gebinten ontbreken, is de in dit lemma bedoelde ruimte voor vele informanten een onbekend begrip (met name in L 269, 271, 289, 296, 330, 375, 378, 378*, 381b, 0426, 429, Q 15, 32, 32a, 95, 99, 102, 112, 119, 121, 196, 203, 208 en 222). Van belang en interessant is de metonymische naamsoverdracht die zich in dit lemma herhaaldelijk voordoet: de benaming van de gebinten gaat over op die voor de ruimte tussen de gebinten. Zie afbeelding 15.' [N 4, 3; N 4A, 9a; A 25, 17]
I-6
|
| 24847 |
ruisen van bladeren |
suizen:
zoeze (L269b Boekend)
|
Het ruisen van bomen (ruisen, ruizelen, reuzelen, snirsen). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
| 17884 |
rukken |
rukken:
rökke (L269b Boekend)
|
Ruk: snelle korte beweging waardoor iets of iemand met een schok van zijn plaats wordt getrokken (ruk, snuk, snoek). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
| 25148 |
rukwind |
rukwind:
enne rökwind (L269b Boekend),
windstoot:
windstoêt (L269b Boekend)
|
rukwind, plotselinge, felle wind [trekwind, snuk wind, strobatie] [N 81 (1980)] || windstoot, ruk of stoot van de wind [hort, buis] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
| 24349 |
runderhorzellarve |
made vd runderhorzel:
WLD
de maaj v.d. runderhorzel (L269b Boekend),
runderhorzelmade:
runderhorzelmaai (L269b Boekend),
worm:
WLD
’n worm (L269b Boekend),
worm van de horzel:
worm v. horzel (L269b Boekend)
|
larve van de paardenhorzel, worm die in de uitwerpselen van een paard kan worden aangetroffen [N 26 (1964)] || larve van de runderhorzel [DC 45 (1970)] || larve van de runderhorzel, worm die grote bulten (wormbulten) veroorzaakt in de huid van runderen [N 26 (1964)]
III-4-2
|
| 20691 |
runderlapjes |
runderlapjes:
Syst. WBD
runderlepkes (L269b Boekend)
|
Runderlapjes (krippot, kripvlees?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
| 34022 |
rundvee |
vee:
vīǝ (L269b Boekend)
|
Als vee gehouden runderen. Rundvee in het algemeen. Zie afbeelding 1. [N 3A, 1; JG 1a, 1b; monogr.]
I-11
|
| 20666 |
rundvleessoep |
rindvleessoep:
Syst. WBD
rinkvleissoep (L269b Boekend)
|
Soep van rundvlees (rundsolf?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
| 24371 |
rups |
koolrups:
koêlroeps (L269b Boekend),
koêlrupse (L269b Boekend),
WLD
kōēlroeps (L269b Boekend),
rups:
roeps (L269b Boekend, ...
L269b Boekend),
rupse (L269b Boekend),
WLD
ein roeps (L269b Boekend)
|
groene rups die koolbladeren tot op de nerf afvreet [N 26 (1964)] || rups [N 26 (1964)] || rups rups [DC 46 (1971)]
III-4-2
|