| 33639 |
splijtkool |
eeuwig moes:
ieuwig moos (L269b Boekend)
|
[N 82 (1981)]
I-7
|
| 24706 |
splitsing van de stam |
vork:
vork (L269b Boekend)
|
Het deel van de boom waar de stam zich in tweeën splitst (gaffel, mik, vork). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
| 34483 |
sporen van de haan |
hanensporen:
hānǝspǭrǝ (L269b Boekend)
|
Doornachtige hoornuitwas van de poten van de haan. [N 6, 3; L 7, 27b; monogr.]
I-12
|
| 20449 |
spotnaam voor hoge hoed |
kachelpijp:
kachelpiëp (L269b Boekend)
|
hoed, hoge ~: spotbemaningen [tarpot, titsj, hekteliter, böömert, handskow, kachelpiep, sjtief] [N 25 (1964)]
III-2-2
|
| 21770 |
spreekwoord |
spreekwoord:
spraekwourd (L269b Boekend),
spreuk:
spreuk (L269b Boekend)
|
Noem het (dialect)woord voor: een uitspraak zoals: "oost, west, thuis, best"? [spreekwoord] [N 102 (1998)]
III-3-1
|
| 21534 |
spreuk |
gezegde:
gezegde (L269b Boekend),
spreekwoord:
spreakwourd (L269b Boekend),
spreuk:
spreuk (L269b Boekend)
|
Noem het (dialect)woord voor: een uiting zoals: "oordeel niet, opdat ge niet geoordeeld wordt"? [spreuk] [N 102 (1998)]
III-3-1
|
| 17591 |
sproeten |
sproeten:
sproëte (L269b Boekend)
|
sproet, sproeten [sproewtels] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
| 17915 |
sprokkelen |
zomeren:
zeumere (L269b Boekend)
|
Sprokkelen: gevallen, dor hout zoeken (sprokkelen, stekkeren). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
| 21007 |
spruiten |
spruitjes:
spruutjes (L269b Boekend)
|
spruitkool, spruiten als gerecht [N Q (1966)]
III-2-3
|
| 24516 |
spruiten, uitbotten |
scheuten (gooien):
scheut goêje (L269b Boekend)
|
Uitlopers krijgen, loten vormen, gezegd van planten, bomen (spruiten, uitbotten). [N 82 (1981)]
III-4-3
|