| 29127 |
stelknop |
regelaar:
rēgǝlē̜r (L269b Boekend),
spanner:
spanǝr (L269b Boekend)
|
Houten schroef aan de voorzijde in het blad van de driepoot van het spinnewiel die dient om de spanning van de snaar te regelen. [N 34, B10]
II-7
|
| 18158 |
stelpen van bloed |
stelpen:
blood stölpe (L269b Boekend)
|
Stelpen van bloed (struppen, stuffen, stulpen, stelpen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
| 20323 |
sterven |
doodgaan:
doêd gaon (L269b Boekend),
kapotgaan:
kǝpot˲gǭn (L269b Boekend),
sterven:
sterve (L269b Boekend),
stɛrvə (L269b Boekend)
|
Doodgaan, gezegd van een dier. [N 38, 17b] || sterven [DC 38 (1964)] || sterven van een mens [N 38 (1971)]
I-11, III-2-2
|
| 24822 |
sterven van een plant |
afsterven:
aafsterve (L269b Boekend),
verwelken:
verwelke (L269b Boekend)
|
sterven van een plant [N 38 (1971)]
III-4-3
|
| 19308 |
stiekem |
stiekem:
stiekem (L269b Boekend),
stiekum (L269b Boekend)
|
heimelijk, stiekem, in het geniep [stilles] [N 07 (1961)]
III-1-4
|
| 34050 |
stier |
stier:
stīr (L269b Boekend)
|
Mannelijk, niet gecastreerd rund. [JG 1a, 1b; A 4, 12; Gwn V, 1; L 7, 46; L 14, 14; L 20, 12; R 3, 38; S 35; Wi 14; monogr.; add. uit N 3A, 15]
I-11
|
| 18003 |
stijf van vingers en handen |
stijf:
stiëf (L269b Boekend)
|
stijf, van vingers en handen gezegd [scheef] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
| 19641 |
stijfsel |
stijfsel:
stieëfsel (L269b Boekend)
|
Hoe noemt u de witte stof die gebruikt wordt om linnen stijf te maken (witte klontjes)? (stessel) [N 104 (2000)]
III-2-1
|
| 19642 |
stijfselpap |
stijfsel:
stieëfsel (L269b Boekend)
|
Hoe noemt u de pap, die met deze stof bereid wordt? (stessel, stesselpap, stesselwater) [N 104 (2000)]
III-2-1
|
| 30180 |
stijlvoetplaat |
muurplaat:
mōrplāt (L269b Boekend)
|
De onderste regel van het raamwerk waarop de muurstijlen worden geplaatst. In Q 20 rustte de muurplaat op een gemetselde fundering die 'gezwel' ('gǝšw'l', mv. 'gǝšw'ldǝr') werd genoemd. [N 4A, 52d; monogr.; Vld]
II-9
|