| 20367 |
verkering hebben |
vrijen:
vrēi̯ə (L269b Boekend)
|
vrijen [DC 38 (1964)]
III-2-2
|
| 18002 |
verkleumd |
verkleumd:
verkleumd (L269b Boekend),
verstijfd:
verstiëfd (L269b Boekend)
|
verstijfd van kou [verkild] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
| 18074 |
verkouden |
verkoud:
verkald ziên (L269b Boekend)
|
Verkouden: verkouden zijn; ontsteking van neusslijmvlies, met neusverstopping en slijmafscheiding (verkoud, verkouden, verkeld, versnoft). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
| 19038 |
verlegen |
bleu:
bluud (L269b Boekend),
blūū (L269b Boekend)
|
verlegen [schoow, sjou, bluuj, besjeemt] [N 06 (1960)]
III-1-4
|
| 21393 |
verliezen |
verlieren:
verlere (L269b Boekend, ...
L269b Boekend)
|
verliezen [DC 38 (1964)]
III-3-1, III-3-2
|
| 34165 |
verlopen |
omlopen:
(de koe is) ømgǝlau̯pǝ (L269b Boekend)
|
Na korte tijd van dracht een misgeboorte hebben, gezegd van de koe. [N 3A, 39a]
I-11
|
| 22709 |
verschillende knikkerspelen |
stuiteren:
stuiteren (L269b Boekend)
|
Hoe worden (werden) de verschillende knikkerspelen genoemd? [N R (1968)]
III-3-2
|
| 22593 |
verschillende knikkerspelen: spel met knikkers en centen op een steen (trumpen) |
trumpen:
trumpe (L269b Boekend)
|
Hoe worden (werden) de verschillende knikkerspelen genoemd? [N R (1968)]
III-3-2
|
| 34233 |
verse koe |
verse koe:
vǫrsǝ ku (L269b Boekend)
|
Koe die pas gekalfd heeft en aan een nieuwe melkperiode begint. [N 3A, 60]
I-11
|
| 25344 |
verslachten |
opdrogen:
ǫpdrȳgǝ (L269b Boekend)
|
Verminderen in gewicht van het vlees ten gevolge van het slachten. [N 28, 97]
II-1
|