| 24395 |
vlo (mv., fon.) |
vlu:
vluu (L269b Boekend),
WLD
de vluu (L269b Boekend)
|
vlo (znw mv) [N 26 (1964)]
III-4-2
|
| 24964 |
vloed, hoogtij |
hoogwater:
hoêgwater (L269b Boekend)
|
vloed, wassen van het water van de zee en de toestand van hoog water [bovenwater, hoog tij] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
| 19277 |
vlug |
vlot:
flot (L269b Boekend)
|
vlug: (moet je nu al weg?) Ja, ik zal moeten voortmaken om op tijd thuis te zijn; zo - loop ik niet meer [DC 39 (1965)]
III-1-4
|
| 17937 |
vlug lopen |
vlot lopen:
vlot (L269b Boekend)
|
lopen: snel lopen [rekke, dabbere, op ne steile gaon] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
| 33412 |
voederbak voor de kippen |
voerbak:
vōrbak (L269b Boekend)
|
De vaak gootvormige bak in het kippenhok waar men het kippenvoer indoet. [A 48, 16d]
I-6
|
| 33229 |
voederbieten |
onkelreuben:
oŋkǝlrø̄bǝ (L269b Boekend),
voerkroten:
vōrkrūǝtǝ (L269b Boekend)
|
Beta vulgaris L. subsp. vulgaris. De algemene benaming van de bieten die gekweekt worden om als veevoeder te worden gebruikt. De voederbiet groeit grotendeels boven de grond, in tegenstelling tot de suikerbiet waarvan alleen de bladerkruin boven de grond uitkomt. De plant gedijt het best op losse vochthoudende zandgrond en verdraagt zware stalmest- of gierbemesting. Het is vanouds een in Limburg veel verbouwd veevoeder dat in het eigen gemengde bedrijf werd benut. Voor de fonetische documentatie van het tweede woorddeel in de samenstellingen zoals voederbieten, waarvan dat tweede element ook als enkelvoudig woord in het lemma voorkomt, zie onder dat enkelvoudig woord, i.c. bieten. In de vragenlijsten is steeds naar de meervoudsvorm gevraagd. [N 12, 38; N 12A, 1; JG 1a, 1b, 1d, 2b, 2c; A 13, 2b; L 43, 4b; monogr.]
I-5
|
| 33268 |
voederwikke |
voederwikke:
vōrwekǝ (L269b Boekend)
|
Vicia sativa L. subsp. sativa. Een tot 1 meter hoge klimmende plant met en vrij stevige stengel, veervormige blaadjes, rood- blauwpaarse lipvormige bloemen en boonachtige vruchtjes. De plant bloeit van mei tot juli en wordt vooral op zandgronden als voedergewas geteeld. Vergelijk ook het lemma Vogelwikke [N Q, 1a; N 11A, 29d; JG 1a, 1b; monogr.; add. uit N P, 23 en 24]
I-5
|
| 20483 |
voedsel |
voer:
voor (L269b Boekend)
|
het voedsel waarmee vogels hun jongen voeren (aas) [N 83 (1981)]
III-4-1
|
| 24267 |
voeren |
voederen:
vore (L269b Boekend)
|
de jongen voeden, gezegd van vogels (azen, aanazen, ekeren) [N 83 (1981)]
III-4-1
|
| 33054 |
voerman op de maaimachine |
garvenmaker:
garvenmaker (L269b Boekend)
|
De opgaven bestaan vaak uit omschrijvingen en er is weinig echte terminologie; vergelijk ook het lemma ''afleggen'' (4.4.3). [N J, 3a; monogr.]
I-4
|