18551 |
broekzak achter |
vottentasje:
votteteske (L269b Boekend)
|
zak aan de achterkant van de broek [konttes, votteske] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18549 |
broekzak opzij |
boksentas:
booksetes (L269b Boekend)
|
broekzak opzij [broeksebuil, boksetes, boksenbool, venget] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
24948 |
bron |
bron:
brôn (L269b Boekend)
|
bron, natuurlijke opening in de grond waar water uit de grond opwelt [kwel, wel] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
34342 |
bronstig |
breustig:
brø̜stex (L269b Boekend)
|
Geslachtsdrift vertonend, gezegd van het vrouwelijk varken. [N 19, 12; N C, 4d; A 43, 20a; JG 1a, 1b, 1c, 2c; S 52, add.; N 76, add.; monogr.]
I-12
|
34141 |
bronstig op andere koeien springen |
tochtig (zijn):
tø̜xtex (L269b Boekend)
|
[N 3A, 9b]
I-11
|
33864 |
bronstig, van merries |
paards:
pɛrts (L269b Boekend)
|
Geslachtsdrift vertonend, gezegd van merries. Een hengstige merrie reageert op de aanwezigheid van de hengst met het optillen van de staart. Ze neemt herhaaldelijk een urirende houding aan, waarbij kleine hoeveelheden urine worden geloosd, terwijl de clitorisch ritmisch naar buiten wordt geperst. Bij de afwezigheid van de hengst zijn deze symptomen minder duidelijk of soms geheel afwezig. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; N 8, 42a en 44; N 8A, 2; monogr.]
I-9
|
20769 |
brood |
brood:
broeëd (L269b Boekend)
|
brood [DC 39 (1965)]
III-2-3
|
20710 |
broodje |
effen broodje:
Syst. WBD
effe bruudje (L269b Boekend)
|
Welke dialectbenamingen kent U voor kleine wittebroodjes? (pistolee, kadetjes, kerneeke, frans broodje, spaans broodje, krombroodje, koekestel, bestel, krol, knubbeltje [N 16 (1962)]
III-2-3
|
19531 |
broodmes |
broodmes:
broeëdmets (L269b Boekend)
|
mes waarmee brood wordt gesneden [N 20 (zj)]
III-2-1
|
20670 |
broodpap |
roggepap:
Syst. WBD
röggepap (L269b Boekend)
|
Pap met stukjes roggebrood (pap met vuurstenen?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|