e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Boekend

Overzicht

Gevonden: 1986
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
droog blijven het blijft droog: ⁄t blief druug (Boekend) droog blijven, gezegd van het weer [overblijven] [N 81 (1980)] III-4-4
droog weer droog: druug (Boekend) droog [DC 45 (1970)] III-4-4
droogdoek, theedoek afdrooghanddoek: aafdruug hankdook (Boekend) Hoe noemt u de doek waarmee men afdroogt? [N105 (2000)] III-2-1
droogstaan droogstaan: drȳxstǭn (Boekend) Geen melk meer geven. [N 3A, 72b; JG 1a, 1b] I-11
druilerig en koud weer druilerig (weer): druilerig (Boekend), nat (weer): naat wear (Boekend), regenachtig (weer): reagenechtig (Boekend), waterkoud (weer): waterkald (Boekend), wati kald (Boekend) koud en mistig, gezegd van het weer [muur] [N 81 (1980)] || nat weer [versigheid] [N 81 (1980)] || nat, vochtig, gezegd van het weer [wak, luimerig] [N 81 (1980)] || nattig en koud, gezegd van het weer [kil, killig, waterkoud] [N 81 (1980)] || regenachtig, gezegd van het weer [ruizerig] [N 81 (1980)] III-4-4
druk heen en weer lopen ijsberen: iësbeire (Boekend) lopen: bedrijvig heen en weer lopen [rettereere, rondriddere] [N 10 (1961)] III-1-2
drukken drukken: drökke (Boekend) Drukken: iets aan een wegende of stuwende kracht onderwerpen (drukken, prangelen, priegelen). [N 84 (1981)] III-1-2
druppel drup: ennen draop (Boekend), druppel: einen dröppel (Boekend), ennen dröppel (Boekend) druppel water [dröp, dröppel] [N 07 (1961)] III-4-4
duim duim: doëm (Boekend) duim [N 10 (1961)] III-1-1
duimeling duimeling: duumeling (Boekend) hoesje of deel van handschoen dat ter beschermin van een gekwetste vinger wordt geschoven en aan de pols wordt vastgemaakt [sluif, sleuf, duimeling] [N 23 (1964)] III-1-3