21780 |
eigendom |
eigendom:
eigendom (L269b Boekend),
mijn, het ~:
dat is ut miën (L269b Boekend)
|
Noem het (dialect)woord voor: datgene wat je bezit, wat van u is? [eigendom] [N 102 (1998)]
III-3-1
|
19329 |
eigenwijs |
eigenwijs:
eigewies (L269b Boekend)
|
eigenwijs; .... jullie maar niet zo eigenwijs geweest! [DC 45 (1970)]
III-1-4
|
24478 |
eik |
eikenboom:
-
eike boam (L269b Boekend)
|
eik (Quercus robur) [DC 39 (1965)]
III-4-3
|
18112 |
eksteroog |
eksteroog:
eksterauge (L269b Boekend)
|
Likdoorn: pijnlijke hoornachtige verharding van de opperhuid met een naar binnengekeerde punt, meestal aan de tenen (eksterenoog, weer, weeroog, likdoorn). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
24419 |
emelt, larve van de langpootmug |
emelt:
emelte (L269b Boekend),
WLD
emelt (L269b Boekend)
|
emelt, larve van de langpootmug, zeer schadelijk wormpje in graan- en grasland [N 26 (1964)]
III-4-2
|
24313 |
engerling, larve van de meikever |
engerling:
WLD
engerling (L269b Boekend),
spekworm:
spek-worm (L269b Boekend)
|
engerling, larve van de meikever die aan gras- en plantenwortels vreet [N 26 (1964)]
III-4-2
|
17985 |
epidemie |
epidemie:
epiedemie (L269b Boekend)
|
Epidemie: een besmettelijke ziekte die zich zeer snel uitbreidt (epidemie). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
33278 |
erwt, algemeen |
erwt:
ert (L269b Boekend),
ɛrt (L269b Boekend)
|
Hoe noemt u de volgende peulgewassen: erwt (pisum sativum - fam. papilionaceae) [N 71 (1975)] || Pisum L. Hier de algemene benaming voor de erwt (enkelvoud), voorafgaand aan de benaming voor de akkererwt (lemma Kapucijner, Velderwt) en aan de andere erwtensoorten (tuinerwt, doperwt, peulerwt, enz.) die in de moestuin worden gekweekt en die derhalve in de aflevering over de moestuin ter sprake zullen komen. [N 27, 2b; JG 1a, 1b; L A1, 121; L 34, 94; Wi 8; monogr.; add. uit N P, 24]
I-5, I-7
|
33579 |
erwten- of bonenranken |
erwtenranken:
erte reng (L269b Boekend)
|
[N Q (1966)]
I-7
|
24729 |
esdoorn |
es:
es (L269b Boekend),
esdoorn:
de esdoorn (L269b Boekend)
|
De esdoorn: een grote boom met dichte kroon; de twijgen zijn donkergrijs met groene knoppen; het blad is donkergroen, aan de onderzijde grijs; de bloemen staan in hangende trosvormige pluimen, terwijl de gevleugelde zaden onderling een scherpe hoek vormen [N 82 (1981)]
III-4-3
|