e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Boekend

Overzicht

Gevonden: 1986
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
eigendom eigendom: eigendom (Boekend), mijn, het ~: dat is ut miën (Boekend) Noem het (dialect)woord voor: datgene wat je bezit, wat van u is? [eigendom] [N 102 (1998)] III-3-1
eigenwijs eigenwijs: eigewies (Boekend) eigenwijs; .... jullie maar niet zo eigenwijs geweest! [DC 45 (1970)] III-1-4
eik eikenboom: -  eike boam (Boekend) eik (Quercus robur) [DC 39 (1965)] III-4-3
eksteroog eksteroog: eksterauge (Boekend) Likdoorn: pijnlijke hoornachtige verharding van de opperhuid met een naar binnengekeerde punt, meestal aan de tenen (eksterenoog, weer, weeroog, likdoorn). [N 84 (1981)] III-1-2
emelt, larve van de langpootmug emelt: emelte (Boekend), WLD  emelt (Boekend) emelt, larve van de langpootmug, zeer schadelijk wormpje in graan- en grasland [N 26 (1964)] III-4-2
engerling, larve van de meikever engerling: WLD  engerling (Boekend), spekworm: spek-worm (Boekend) engerling, larve van de meikever die aan gras- en plantenwortels vreet [N 26 (1964)] III-4-2
epidemie epidemie: epiedemie (Boekend) Epidemie: een besmettelijke ziekte die zich zeer snel uitbreidt (epidemie). [N 84 (1981)] III-1-2
erwt, algemeen erwt: ert (Boekend), ɛrt (Boekend) Hoe noemt u de volgende peulgewassen: erwt (pisum sativum - fam. papilionaceae) [N 71 (1975)] || Pisum L. Hier de algemene benaming voor de erwt (enkelvoud), voorafgaand aan de benaming voor de akkererwt (lemma Kapucijner, Velderwt) en aan de andere erwtensoorten (tuinerwt, doperwt, peulerwt, enz.) die in de moestuin worden gekweekt en die derhalve in de aflevering over de moestuin ter sprake zullen komen. [N 27, 2b; JG 1a, 1b; L A1, 121; L 34, 94; Wi 8; monogr.; add. uit N P, 24] I-5, I-7
erwten- of bonenranken erwtenranken: erte reng (Boekend) [N Q (1966)] I-7
esdoorn es: es (Boekend), esdoorn: de esdoorn (Boekend) De esdoorn: een grote boom met dichte kroon; de twijgen zijn donkergrijs met groene knoppen; het blad is donkergroen, aan de onderzijde grijs; de bloemen staan in hangende trosvormige pluimen, terwijl de gevleugelde zaden onderling een scherpe hoek vormen [N 82 (1981)] III-4-3