25027 |
hard, luid |
hard:
hard (L269b Boekend)
|
hard (schreeuwen) [DC 38 (1964)]
III-4-4
|
33684 |
harde, lastige grond |
bendige:
bɛndegǝ (L269b Boekend)
|
Harde, zware grond die moeilijk te bewerken is. [N 27, 33; R 3, 6; A 10, 4; monogr.]
I-8
|
18036 |
hardlijvigheid, hardlijvig (zijn) |
hardlijvig:
hertlievig (L269b Boekend)
|
Constipatie: verstopping, hardlijvigheid (beslotenheid, constipatie, obsteeg afgaan). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
34076 |
haren tussen de hoorns |
kuif:
kūǝf (L269b Boekend)
|
[N 3A, 106d]
I-11
|
19648 |
hark |
hark:
herk (L269b Boekend)
|
Hoe noemt u de hark? (rijf, griesel) [N 104 (2000)]
III-2-1
|
24710 |
hars |
hars:
hars (L269b Boekend)
|
Het kleverige plantensap vooral van naaldbomen, dat in de lucht hard wordt (hars, terpentijn, denne-olie, vogeltjeszeep). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
17780 |
hart |
hart:
hɛrt (L269b Boekend)
|
Holle spier in de borst die door pulserende bewegingen de bloedsomloop gaande houdt. [N 28, 88a]
I-11
|
18090 |
hartinfarct |
hartinfarct:
hert infarc (L269b Boekend),
hartverlamming:
hertverlamming (L269b Boekend)
|
Hartinfarct: bloeding in de hartspier met verstopping van de kransslagader (vang, kramp, infarct, hartverlamming). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
29135 |
haspel |
haspel:
haspǝl (L269b Boekend)
|
Een drie- of vierarmig, ronddraaiend toestel op het spinnewiel waarmee onder andere de gesponnen wol tot strengen werd verwerkt. Zie afb. 53. [N 34, D]
II-7
|
20675 |
havermout |
havermout:
Syst. WBD
havermout (L269b Boekend)
|
Havermout [N 16 (1962)]
III-2-3
|