| 32621 |
kraan van de metalen gierton |
kraan:
krān (L269b Boekend),
spreider:
spręi̯ǝr (L269b Boekend)
|
De kraan van de zinken gierton bestaat uit een korte, met een schuif of klep te sluiten buis, die van achteren voorzien is van of zich voortzet in een schuine of opgebogen lip of plaat. Als de kraan geopend is, stroomt de gier uit de ton tegen deze lip op waardoor zij zich in een wijde boog verspreidt. De in dit lemma opgenomen termen hebben achtereenvolgens betrekking op de kraan, het sluitstuk als geheel, het gierverspreidend onderdeel daarvan en de schuif of klep waarmee de kraan geopend en gesloten wordt. [JG 1a + 1b; N P, 6; N 11A, 54c; monogr.]
I-1
|
| 17918 |
krabben |
jeuken:
jeuke (L269b Boekend),
schobben:
schobbe (L269b Boekend),
schrabben:
sxrabǝ (L269b Boekend)
|
krabben: schuren, krabben tegen jeuk [schobbe] [N 10 (1961)] || krabben: zijn hoofd krabben tegen jeuk [kraowe] [N 10 (1961)] || Met een krabber of andere hulpmiddelen de geweekte varkensharen verwijderen. Door het krabben wordt een zeer dun laagje van de opperhuid eveneens verwijderd. [N 28, 27; monogr.]
II-1, III-1-2
|
| 25404 |
krabber |
bel:
bɛl (L269b Boekend)
|
Een meestal kegelvormig metalen werktuig met scherpe onderrand waarmee men de geweekte varkensharen verwijdert. Aan de bovenkant van de krabber bevindt zich een haak waarmee men de na het krabben achtergebleven lange haren uittrekt of de nagels afrukt. Omdat men een krabber vaak zelf maakt of laat maken van restanten van ander, niet meer bruikbaar gereedschap (bv. het blad van een schoffel) komen allerlei vormen voor. Voor het mes waarmee men de geweekte ha-ren en opperhuid van het varken verwijdert zie men het lemma ''mes''. Zie afb. 6. [N 28, 28a; N 28, 36; monogr.]
II-1
|
| 20739 |
krakeling |
krakeling:
Syst. WBD
krakeling (L269b Boekend)
|
Krakeling (britsel, ring?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
| 18372 |
krakende schoen |
kraakschoen:
als schoenen kraken wordt gezegd dat ze niet betaald werden
kraakschoon (L269b Boekend),
zijn nog niet betaald
kraakschoon (L269b Boekend)
|
schoenen die een krakend geluid maken als men er op loopt [kraokschoen] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
| 24954 |
kreek, stilstaand water |
beekje:
n⁄ beakske (L269b Boekend)
|
kreek, klein, smal, veelal stilstaand water, vaak een overblijfsel van een overstroming of van de vroegere loop van een rivier [kil] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
| 18107 |
krentenbaard |
krenten:
krīnte op de lip (L269b Boekend)
|
Uitslag, zweertjes op de lippen en de kin (krentenbaard, baardziekte). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
| 20708 |
krentenbol |
krentenbroodje:
Syst. WBD
krintebruudje (L269b Boekend)
|
Krentenbroodje, krentenbol (krintenbol, briosj, krennee, krennie?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
| 20707 |
krentenbrood |
krentenmik:
Syst. WBD
krintemik (L269b Boekend)
|
Krentenbrood (krintemik, kramiek, beezenbrood, rezienemik, lippert, pruukesweg?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
| 17994 |
kreunen van de pijn |
janken:
joênke (L269b Boekend),
jankeren:
joênkere (L269b Boekend)
|
Kreunen van pijn (koorgaan, kermeneren, kermen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|