17934 |
op een sukkeldrafje lopen |
schakken:
šakǝ (Q002c Bokrijk)
|
[N 8, 81a, 81d en 83]
I-9
|
33851 |
op hol slaan |
lopen gaan:
lūpǝ gǫn (Q002c Bokrijk)
|
Aan het hollen gaan, niet meer aan het commando gehoorzamen. [JG 1a, 1b; N 8, 81f]
I-9
|
33925 |
opmaken van staart en manen |
opbinden:
upbɛ̄nǝ (Q002c Bokrijk),
opmaken:
ǫpmākǝ (Q002c Bokrijk)
|
In dit lemma zijn de antwoorden op twee vragen samengebracht: "het opmaken van staart en manen" (N 8, 103a), en "een paardestaart vlechten" (N 8, 103b). De antwoorden op vraag 103a hebben immers vrijwel alleen met het opmaken en vlechten van de staart te maken. [N 8, 103a en 103b]
I-9
|
17566 |
opperhuid |
opperhuid:
opperhoat (Q002c Bokrijk)
|
opperhuid [N 10 (1961)]
III-1-1
|
18030 |
oprispen |
rispelen:
rispele (Q002c Bokrijk)
|
oprisping hebben gepaard gaande met een zure smaak in de mond [opzuure] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
34020 |
opstaan |
allez-hup:
alē høp (Q002c Bokrijk)
|
Voermansroep om het paard op te doen staan. [N 8, 95j]
I-10
|
34000 |
optuigen |
(het) getuig opgooien:
gǝtɛ̄x˱ ǫp˲gui̯ǝ (Q002c Bokrijk)
|
Een trekpaard van het nodige trektuig voorzien. Men zet het hoofdstel op het hoofd van het paard, plaatst het haam om zijn nek, legt het schoftzadel op zijn rug en doet het achterhaam aan. Tenslotte gespt men de verschillende delen aan elkaar. [JG 1b; N 8, 97a; monogr.]
I-10
|
33763 |
oud, versleten paard |
bik:
bek (Q002c Bokrijk),
djek:
džɛk (Q002c Bokrijk)
|
Zie ook het lemma ''benamingen voor het paard naar de leeftijd'' (2.4.1), sub F. [JG, 1b; A 45, 28a; L 5, 36; L 36, 82; N 8, 20, 62f en 62g; monogr.]
I-9
|
32797 |
overdwars eggen |
terwars [eggen]:
tǝrjās (Q002c Bokrijk)
|
Men egt een akker in de breedte om de ploegvoren te breken of om hem van onkruid te zuiveren. Meestal wordt de akker daarna ook nog eens in lengte geëgd. In de betrokken woordtypen hieronder verschijnen dwars, wars e.d. steeds met a als klinker, ook al beantwoordt aan de meeste dialectvarianten veeleer een type met e (dwers e.d.) of ee (dweers e.d.). Voor het werkwoordelijk deel eggen en de weglating daarvan bij de varianten zie men de toelichting op het lemma ''eggen''.' [JG 1a + 1b + 1c + 2c; N 11, 84b; N 11A, 176d + 189d; monogr.]
I-2
|
33817 |
overgevoelig paard |
keker:
kēkǝr (Q002c Bokrijk)
|
Paard dat bij het zien van mensen geluiden en bewegingen maakt, maar zonder kwaadaardigheid. [N 8, 94e]
I-9
|