| 32879 |
punt van het blad van de zeis |
tip:
tup (Q160p Bommershoven)
|
De scherpe punt aan het blad van de zeis, aan het uiteinde tegenover de arend en de hak. Zie afbeelding 5, nummer 3. [N 18, 68c; JG 1a, 1b, 2c; monogr.]
I-3
|
| 22726 |
raadsel(tje) |
raadsel(tje):
e rooətsəl (Q160p Bommershoven)
|
Een raadsel. [ZND 06 (1924)]
III-3-2
|
| 33272 |
raapzaadolie |
raapsmout:
ropsmā.t (Q160p Bommershoven)
|
De olie die uit raapzaad wordt geslagen. Zie de toelichting bij het lemma Koolzaadolie. Bomolie is de olie die uit de eerste slagen van de molen wordt verkregen; ze is van goede kwalitetit en wordt als slaolie gebruikt. Bij de typen lijzend, lijzendsmout en lijzentesmout is uitdrukkelijk opgemerkt dat het om raapolie gaat. Bij de opgave raapzaad is uitdrukkelijk opgemerkt dat het om olie gaat. [JG 1a, 1b; monogr.]
I-5
|
| 19224 |
raden |
geraden:
kundžij da grōə (Q160p Bommershoven)
|
Kunt ge dat raden? [ZND 06 (1924)]
III-1-4
|
| 19977 |
rammelaar |
mannetjekonijn:
mɛnəkək’nēͅ.n (Q160p Bommershoven)
|
rammelaar, mannetje konijn [Goossens 1b (1960)]
III-2-1
|
| 33207 |
rapen |
rapen:
rǭ.pǝ (Q160p Bommershoven)
|
De aardappelen oprapen en in een mand bijeen doen, achter de rooiers of achter de rooiende ploeg aanlopend. [N 12, 21; JG 1a, 1b; monogr.; add. uit N 12, 18; A 23, 17d; Lu 1, 17d]
I-5
|
| 18961 |
rechtvaardig |
rechtvaardig:
reͅchfjārəch (Q160p Bommershoven)
|
Rechtvaardig. [ZND 06 (1924)]
III-1-4
|
| 26544 |
regelrad |
rad:
rǫǝt (Q160p Bommershoven)
|
Rad waarmee men de afstand tussen de beide molenstenen kan regelen. De pan in het pasblok is daartoe op een ijzeren lat bevestigd, die met behulp van het rad op en neer geschroefd kan worden. Zie ook de toelichting bij het lemma ɛlicht, steenlichtɛ.' [Vds 114; Jan 148; Coe 128; Grof 152]
II-3
|
| 21378 |
rekening |
rekening:
ich sal əm ən rijkəniŋ šikə (Q160p Bommershoven)
|
Ik zal hem een rekening sturen. [ZND 07 (1924)]
III-3-1
|
| 34616 |
rem van de wagen |
mechaniek:
mikǝnik (Q160p Bommershoven)
|
De rem komt vrijwel alleen voor bij de wagen. Er bestaan verschillende systemen. Essentieel hierbij is echter dat steeds een remblok tegen de rond de velg van het wiel bevestigde metalen band kan schuren. De informant van Q 099q vermeldt het volgende: "Vroeger werd de rem door middel van een zwengel aangedraaid. Thans wordt de rem in werking gesteld door een ijzeren hefboom. Deze ijzeren staaf heeft aan het losse uiteinde een ketting, die vastgemaakt wordt aan een haak, welke zich bevindt aan de zijkant van de karbak. Het is dus een vereenvoudiging, de zwengel is vervangen door een hefboom.". De respondent van P 48 omschrijft de wagenrem als een "blok met ketting aan as om te remmen. [N 17, 40 + 44j + 49 + 50b + 99 + add; JG 1b; JG 1c; JG 1d; JG 2c; monogr.]
I-13
|