e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Bommershoven

Overzicht

Gevonden: 1171
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
rijzen, uit de aren vallen rijzen: ręi̯zǝ(n) (Bommershoven) Het uit de aren vallen van de graankorrels, wanneer het graan goed droog is en op de wagen getast wordt. ''tasser op de wagen'' (5.1.5). In L 286 en 288 voegt men toe dat dergelijk koren rijskoren (riskōrǝ) wordt genoemd. De laatste drie uitdrukkingen betekenen zoveel als: "het koren is zo droog dat de korrels uit de aren vallen". Naar de fonetische verschijningsvorm zouden de uitdrukkingen (het is) rijs echter ook persoonsvormen van het werkwoord rijzen kunnen zijn.' [N 15, 53; JG 1a, 1b, 2c; L 32, 41; monogr.] I-4
ring ring: rɛjŋk (Bommershoven) De ruimte tussen de molenstenen en de steenkuip, waar het meel bij het malen neervalt. [Grof 174] II-3
ringen trompen: tro.mpǝ (Bommershoven) Het varken een ring in de neus zetten om het het wroeten te beletten. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; N 70, 9; N 19, 26; N 19, 26, Q 98 add.; monogr.] I-12
ringen, randen verwijderen van peulvruchten peulen: pølə (Bommershoven), schoonmaken: sxoͅu̯nmōͅ.kə (Bommershoven) [Goossens 1b (1960)] [ZND 01u (1924)] I-7
ringhout ring: rɛjŋk (Bommershoven) Het ronde hout waarop de steenkuip staat. Zie ook afb. 81. Het woorddeel ømeelŋ- is fonetisch gedocumenteerd in het lemma ɛmeelɛ.' [N O, 19b; Sche 49; Vds 145; Jan 152; Coe 133; Grof 154; A 42A, 36 add.; N D, 33 add.] II-3
riool rigole (fr.): rəgol (Bommershoven) Riool (onderaardse buis tot afvoer van vuil water, enz.). [ZND 06 (1924)] III-3-1
rode kool rode kabuis: roiə kabōͅ.əs (Bommershoven), rood kabuis: roͅut kəbōͅ.s (Bommershoven) Rode kool (als plant of gewas) [Goossens 1b (1960)] I-7
roep bij verstoppertje spelen kom maar: kom mer (Bommershoven) Wat roepen de kinderen als ze verborgen zijn? [ZND 06 (1924)] III-3-2
roest roesel: ps. omgespeld volgens Frings.  rōͅsəl (Bommershoven) roest [ZND 06 (1924)] III-4-4
rogge koren: kuǫ.n (Bommershoven) Secale cereale L. Tot in de jaren vijftig het meest geteelde graangewas in Limburg, met uitzondering van Haspengouw, waar tarwe de meest verbouwde graansoort was. Men zaait ongeveer 170 kg rogge per hectare. Het koren-gebied in dit lemma wijkt aanzienlijk af van dat in het lemma ''graan, koren'' (1.2.1); vergelijk de kaarten die bij de lemma''s getekend zijn. Zie voor de benaming koren en voor de fonetische documentatie van het woord [koren] in het gebied waar ''koren'' zowel de algemene benaming alsook de benaming van de rogge is, het lemma ''graan, koren'' (1.2.1). Zie afbeelding 1, a. [JG 1a, 1b; L 34, 55b; L lijst graangewassen, 6; S 30; Wi 52; monogr.; add. uit N 15, 1a] I-4