| 26502 |
schoen |
treugeltje:
trø̜xǝlkǝ (Q160p Bommershoven)
|
Het kleine losse bakje onderaan het kaar dat tijdens het malen in schuddende beweging is. Het schoen staat de molenaar toe de graantoevoer naar de stenen te regelen. [N O, 19j; A 42A, 39; N D, 12; Sche 52; Vds 149; Jan 156; Coe 137; Grof 158; A 42A, 19]
II-3
|
| 18272 |
schoen: algemeen |
schoen:
šun (Q160p Bommershoven)
|
een schoen [ZND 06 (1924)]
III-1-3
|
| 18185 |
schoenveter |
staartel:
statəl (Q160p Bommershoven)
|
Nestel (van den schoen; fr. lacet). [ZND 05 (1924)]
III-1-3
|
| 19919 |
schoffel |
schoffel:
sxū.fǝl (Q160p Bommershoven)
|
Gereedschap om onkruid af te snijden en om de grond los te maken. Het bestaat uit een soort mes dat met behulp van een lange steel door de grond geschoven wordt. [N 18, 18a en 48; JG 1a, 1b; A 47, 11a; monogr.; add. uit N 15, 6; N 18, 4 en 50; GV, K7]
I-5
|
| 33302 |
schoffelen, wieden met de schoffel |
schoffelen:
šū.fǝlǝ (Q160p Bommershoven)
|
Met een schoffel de bovengrond tussen de plant(rijen) van een gewas zodanig bewerken dat de korstige bovenlaag verkruimeld en het onkruid afgestoken wordt. Het woord schoffelen kan niet alleen in absolute zin gebruikt worden, maar laat zich ook verbinden met een object. Dat kan de te bewerken grond zijn (akker, tuin, enz.) maar ook het te verzorgen gewas dat op die grond staat (bijv. de bieten), en ook het onkruid. [N 15, 6; JG 1a, 1b; monogr.; add. uit A 47, 11a]
I-5
|
| 33782 |
schoft |
schoft:
sxō.f (Q160p Bommershoven)
|
Het benige uitsteeksel dat de hals van de rug scheidt, het hoogste punt van de ruggegraat. Zie afbeelding 2.17. [JG 1a, 1b; N 8, 14, 32.1 en 32.2]
I-9
|
| 33977 |
schoftzadel |
zadel:
zǭl (Q160p Bommershoven)
|
Het zadel dat een tussen berries ingespannen paard op de schoft draagt. [JG 1a, 1b; N 13, 64a; monogr.]
I-10
|
| 20354 |
schoondochter |
schoondochter:
sjŏĕndauchtər (Q160p Bommershoven)
|
schoondochter [ZND 06 (1924)]
III-2-2
|
| 20352 |
schoonmoeder |
schoonmoeder:
sjŏĕnmóójər (Q160p Bommershoven)
|
schoonmoeder [ZND 06 (1924)]
III-2-2
|
| 20150 |
schoonvader |
schoonvaar:
sjŏĕnvaoər (Q160p Bommershoven)
|
schoonvader [ZND 06 (1924)]
III-2-2
|