33270 |
koolzaadolie |
smout:
smau̯.t (Q011p Boorsem)
|
De olie die uit koolzaad wordt geslagen. Al sinds lang gebeurt dit olieslaan uit kool-, raap- en lijnzaad niet meer op de boerderij, maar industrieel. In Limburg is smout de gebruikelijke term voor koolzaadolie; de idiotica en het WNT zijn wat ruimer: ook voor lijnzaadolie en zelfs voor plantaardige olie in het algemeen vindt men er de benaming ɛsmoutɛ, maar in het Truierlands heeft smout ook een zeer algemene betekenis, ook smeerolie wordt eronder verstaan. Bij raapsmout wordt, in Q 9 maar ook elders, uitdrukkelijk opgegeven: "ook koolzaadolie". [JG 1a, 1b; monogr.]
I-5
|
21499 |
kooppenning |
godsalder:
goudzalder (Q011p Boorsem)
|
Hoe noemt men bij u de kooppenning (gegeven als bewijs dat een koop gesloten is)? [ZND 17 (1935)]
III-3-1
|
23435 |
koorbank |
koorstoel:
kwoirstūel (Q011p Boorsem)
|
Een koorbank: bank in het koorgestoelte. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23541 |
koorhemd |
rochet (fr.):
rokkēt (Q011p Boorsem)
|
Het korte witte kleed dat de priester over zijn toog draagt [rochet, superplie, koorhemd?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23540 |
koorkap |
koorkap:
kwoirkap (Q011p Boorsem)
|
De koorkap [koeërmangtel?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23436 |
koorstoel |
koorstoel:
kwoirstūel (Q011p Boorsem)
|
Een koorstal of koorstoel: zetel of zitplaats in een koorbank van het koorge-stoelte. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
18004 |
koorts |
koorts:
[Paragraaf: leven/gezondheid/ziekte/vermoeidheid].
kors (Q011p Boorsem)
|
koorts
III-1-2
|
23563 |
koorzanger |
zanger:
zenger (Q011p Boorsem)
|
Een koorzanger, lid van het zangkoor [zenger, koeërzenger?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
33806 |
koot |
koot:
kuot (Q011p Boorsem)
|
Het korte been onmiddellijk boven de hoef, zowel van de voor- als achterpoot. 1Het is één van de belangrijkste lichaamsdelen van het trekpaard. Zie afbeelding 2.25. [JG 1a, 1b; N 8, 32.1, 32.2, 32.3, 32.7, 32.10, 32.14, 32.15 en 32.16]
I-9
|
19856 |
kop |
kop:
kop (Q011p Boorsem),
kǫp (Q011p Boorsem)
|
[JG 1a, 1b] [N 76, 11; monogr.]
I-12, I-9
|