e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Boorsem

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
koolzaadolie smout: smau̯.t (Boorsem) De olie die uit koolzaad wordt geslagen. Al sinds lang gebeurt dit olieslaan uit kool-, raap- en lijnzaad niet meer op de boerderij, maar industrieel. In Limburg is smout de gebruikelijke term voor koolzaadolie; de idiotica en het WNT zijn wat ruimer: ook voor lijnzaadolie en zelfs voor plantaardige olie in het algemeen vindt men er de benaming ɛsmoutɛ, maar in het Truierlands heeft smout ook een zeer algemene betekenis, ook smeerolie wordt eronder verstaan. Bij raapsmout wordt, in Q 9 maar ook elders, uitdrukkelijk opgegeven: "ook koolzaadolie". [JG 1a, 1b; monogr.] I-5
kooppenning godsalder: goudzalder (Boorsem) Hoe noemt men bij u de kooppenning (gegeven als bewijs dat een koop gesloten is)? [ZND 17 (1935)] III-3-1
koorbank koorstoel: kwoirstūel (Boorsem) Een koorbank: bank in het koorgestoelte. [N 96A (1989)] III-3-3
koorhemd rochet (fr.): rokkēt (Boorsem) Het korte witte kleed dat de priester over zijn toog draagt [rochet, superplie, koorhemd?]. [N 96B (1989)] III-3-3
koorkap koorkap: kwoirkap (Boorsem) De koorkap [koeërmangtel?]. [N 96B (1989)] III-3-3
koorstoel koorstoel: kwoirstūel (Boorsem) Een koorstal of koorstoel: zetel of zitplaats in een koorbank van het koorge-stoelte. [N 96A (1989)] III-3-3
koorts koorts: [Paragraaf: leven/gezondheid/ziekte/vermoeidheid].  kors (Boorsem) koorts III-1-2
koorzanger zanger: zenger (Boorsem) Een koorzanger, lid van het zangkoor [zenger, koeërzenger?]. [N 96B (1989)] III-3-3
koot koot: kuot (Boorsem) Het korte been onmiddellijk boven de hoef, zowel van de voor- als achterpoot. 1Het is één van de belangrijkste lichaamsdelen van het trekpaard. Zie afbeelding 2.25. [JG 1a, 1b; N 8, 32.1, 32.2, 32.3, 32.7, 32.10, 32.14, 32.15 en 32.16] I-9
kop kop: kop (Boorsem), kǫp (Boorsem) [JG 1a, 1b] [N 76, 11; monogr.] I-12, I-9