18351 |
lakschoen |
gelakkeerde schoen:
gəlakerdə sjōn (Q011p Boorsem)
|
lakschoenen [gelakkerde sjeun] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
18147 |
lam |
lam:
lā.mp (Q011p Boorsem),
[Paragraaf: leven/gezondheid/ziekte/vermoeidheid].
laam (Q011p Boorsem),
lammetje:
lɛmkǝ (Q011p Boorsem)
|
Jong van het schaap in het algemeen. Zie afbeelding 5. [N 70, 3; R 3, 36; S 20; Wi 5; Wi 12; L 20, 22c; L 6, 25; L 1a-m; JG 1a, 1b; AGV, m 3; A 2, 45; A 2, 1; A 4, 22c; Vld.; monogr.] || lam
I-12, III-1-2
|
34412 |
lammeren |
lammen:
lamǝ (Q011p Boorsem)
|
Jongen ter wereld brengen, gezegd van het vrouwelijk schaap. [N 19, 67; JG 1a, 1b; L 29, 32; L 1a-m; N C, add.; Vld.; monogr.]
I-12
|
19485 |
lampenpit |
wiek:
wek (Q011p Boorsem, ...
Q011p Boorsem)
|
De lampepit (ook wiek geheeten; Fr. mèche) [ZND 17 (1935)] || lampepit [ZND 01 (1922)]
III-2-1
|
28826 |
lamé |
goudlamé:
gǫwtlamē (Q011p Boorsem),
zilverlamé:
zelvǝrlamē (Q011p Boorsem)
|
Weefsel met goud- of zilverdraad. [N 62, 81a]
II-7
|
23151 |
landjeveroveren |
oorlog spelen:
oorlog spele (Q011p Boorsem)
|
[Jongensspel - oorlog spelen]: [oorlog spelen].
III-3-2
|
32822 |
landrol |
wel:
wɛl (Q011p Boorsem)
|
De vroeger houten, later ijzeren rol om aard-kluiten van geploegd land te breken, de akker vlak te maken, het zaad in de aarde vast te drukken, enz. Zie afb. 81 en 82. [JG 1a + 1b; N 11, 86; N 11A, 183 + 185; N J, 10 add.; N P, 20 add.; A 40, 9; monogr.]
I-2
|
18329 |
lang schortlint |
lint:
lènsj (Q011p Boorsem),
snoer:
snør (Q011p Boorsem)
|
lint || linten, lange ~ of banden waarmee een voorschoot om het middel wordt geknoopt [binders] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
18286 |
lange broek |
lange broek:
laŋ broͅk (Q011p Boorsem),
n’ lang broek (Q011p Boorsem),
ən laŋ bro:k (Q011p Boorsem)
|
lange broek (hoe heet ...?) [ZND 22 (1936)] || pantalon, lange broek [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18367 |
lange kleurige herenkous |
hoos:
ōzə (Q011p Boorsem)
|
mannenkousen, lange kleurige ~ (vero) [hooze] [N 24 (1964)]
III-1-3
|