17647 |
lies |
lies:
lis (Q011p Boorsem)
|
Het vel of vlies rond een windei. [JG 1b, 1c, 2c]
I-12
|
24343 |
lieveheersbeestje |
molenpaardje:
ook in ZND 16, 006
mø̄ləpɛi̯rtšə (Q011p Boorsem)
|
lieveheersbeestje [ZND 05 (1924)]
III-4-2
|
17816 |
liggen |
liggen:
[Paragraaf: onregelmatige werkwoorden].
ligke (Q011p Boorsem)
|
liggen
III-1-2
|
26438 |
ligger |
liggende steen:
legǝdǝ stęjn (Q011p Boorsem)
|
De onderste, stilliggende molensteen. [N O, 17d; A 42A, 32; N D, 6; Sche 48; Vds 86; Jan 120; Coe 97; Grof 118; monogr.]
II-3
|
34185 |
lijfbieden, prolapsus vaginae |
de koning laten zien:
(de koe) lięt dǝ køneŋ ze.n (Q011p Boorsem)
|
Het uitzakken van de bovenrand van de schede, die dan vooral bij liggende dieren buiten de schaamlippen te voorschijn komt als een roze bal, die meestal gauw min of meer ontstoken raakt. Een prolapsus vaginae ontstaat wanneer er een verslapping optreedt in het weefsel dat de vagina vasthoudt in het bekken. [N 3A, 97; N 52, 30a; A 48A, 44a]
I-11
|
20254 |
lijkenhuisje |
dodenhuisje:
dwoi-je huuske (Q011p Boorsem),
dwoi-je uuske (Q011p Boorsem)
|
Het gebouwtje op of bij het kerkhof, waar de lijkbaar staat en waar men vroeger zo nodig een lijk tijdelijk onderbracht [lijkenhuisje, liek(e)huuske, dodenhuisje, doeëdehuus-je?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
22329 |
lijn waar het spel begint |
kreis (du.):
NB kritse: streep trekken met krijt.
krits (Q011p Boorsem),
schraam:
Sjraom trekke mèt e stök kriet.
sjraom (Q011p Boorsem)
|
[Sport en spel volwassenen - allerhande]: Krijtstreep. || [Sport en spel volwassenen - allerhande]: Streep.
III-3-2
|
33676 |
limburgse klei |
klei:
kǝlāj (Q011p Boorsem),
leem:
lęi̯m (Q011p Boorsem)
|
Vraag N 27, 42 vroeg naar benamingen voor löss of ø̄Limburgse kleiø̄ en vraag N 27, 45 naar die voor de ø̄bruine, taaie, Limburgse klei, vooral langs hellingenø̄. Op grond van de antwoorden zijn deze vragen tot √©√©n lemma versmolten. Van Dale (elfde druk, blz. 1610) definieert löss als volgt: ø̄vruchtbare, weinig plastische leemsoort, licht vuilgeel of roodgeel van kleur, in Nederland ook wel Limburgse klei genoemdø̄. [N 27, 42; N 27, 45; N 27, 33]
I-8
|
28772 |
linnen, linnengoed |
lijnen:
linǝ (Q011p Boorsem)
|
Weefsel uit vlas- of hennepgaren vervaardigd. Lijnwaad. [N 62, 77; N 59, 201; N 62, 75f; L 1a-m; L 30, 30a; L 30, 30b; L B1, 95; MW; Wi 18 en 55; S 22; monogr.]
II-7
|
17617 |
lip |
lip:
løp (Q011p Boorsem),
[Paragraaf: lichaam]
lup (Q011p Boorsem)
|
lip || Zie afbeelding 2.8 en 2.10. [JG 1a, 1b]
I-9, III-1-1
|