17707 |
ontlasting hebben, diarree |
lopen, het -:
aan `t laupe (Q011p Boorsem)
|
Diarree, buikloop (prutsj, loperij, aan de schiet, dunne, weke). [N 107 (2001)]
III-1-1
|
29024 |
ontnaaid |
los:
los (Q011p Boorsem)
|
Losgelaten, gezegd van een naad. [N 62, 28]
II-7
|
18040 |
ontsteking |
bloedvergiftiging:
Erge ontsteking.
blòòdverguftigung (Q011p Boorsem),
ontsteking:
Niet typisch Maaslands.
òntsteking (Q011p Boorsem)
|
Ontsteking: plaatselijke infectie van weefsel, lichaamsdelen, gepaard gaande met roodheid, zwelling en pijn (meuk, mik, zweer, (ver)zwering). [N 107 (2001)]
III-1-2
|
17927 |
onvast ter been (zijn) |
daverwatig:
[Paragraaf: leven/gezondheid/ziekte/vermoeidheid].
daver`wetig (Q011p Boorsem),
dazelen (ww.):
[Paragraaf: leven/gezondheid/ziekte/vermoeidheid].
dazele (Q011p Boorsem),
[Paragraaf: regelmatige werkwoorden].
dazele (Q011p Boorsem)
|
onvast op benen staan, duizelig worden || onvast op zijn benen staan || wankelend, onvast op zijn benen
III-1-2
|
33682 |
onvruchtbare grond |
vengrond:
vøngrōnt (Q011p Boorsem)
|
Grond van slechte kwaliteit. De oorzaak kan verschillend zijn. Het gevolg is echter een slecht landbouwproduct. [N 27, 31; N 27, 29; N 11, 2d; N 11, 2f; A 10, 4; N 6, 33a; Vld.; monogr.]
I-8
|
34151 |
onvruchtbare koe |
kween:
kwe.nt (Q011p Boorsem),
kwēn (Q011p Boorsem)
|
In dit lemma duiden de benamingen niet alleen op een koe die bij de dekking niet is bevrucht maar ook op een rund dat halfslachtig ter wereld is gekomen dat wil zeggen half stier en half koe is. Ook tweeling-runderen zijn vaker onvruchtbaar. [N 3A, 102; N 3A, 103; N 3A, 150h; N 3A, 150i; JG 1a, 1b; A 4, 14; L 20, 14; monogr; add. uit N C]
I-11
|
25119 |
onweersbui |
hommelgoor:
hommel??
oməlgōͅr (Q011p Boorsem)
|
onweersbui met veel regen en wind [schoer, donderschoer] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
25176 |
onweerx |
onweer:
onwɛr (Q011p Boorsem)
|
onweer [N 22 (1963)]
III-4-4
|
17973 |
onwel |
aardig:
ziech aardig veule (Q011p Boorsem),
[Paragraaf: leven/gezondheid/ziekte/vermoeidheid].
ziech aardig veule (Q011p Boorsem),
krank:
ziech krank veule (Q011p Boorsem),
niet te goed:
ziech neet tegòòj veule (Q011p Boorsem),
[Paragraaf: leven/gezondheid/ziekte/vermoeidheid].
ziech neet te gòòj veule (Q011p Boorsem)
|
onwel worden || Onwel: zich niet gezond voelend (erg, onwel, niet goed, misselijk). [N 107 (2001)] || Zich niet lekker voelen (niet lekker, niet goed, gammel, krank). [N 107 (2001)]
III-1-2
|
23647 |
onzevader |
onzevader:
den onze vader (Q011p Boorsem)
|
Het gebed "Onze Vader", "Pater noster"[Vadder-óns, Vadder-ónzer, noster]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|