23382 |
preekstoel |
preekstoel:
prēēkstōōl (Q011p Boorsem)
|
De preekstoel [preek-, prèèk-, predichsjtool?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23641 |
prefatie |
prefatie (<lat.):
pree-fāāse (Q011p Boorsem)
|
De door de priester gezongen lofprijzing ter inleiding van de Canon, de prefatie. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
21006 |
prei |
poor:
poor (Q011p Boorsem, ...
Q011p Boorsem),
pō.r (Q011p Boorsem)
|
[Goossens 1b (1960)] [ZND 05 (1924)] [ZND 15 (1930)]
I-7
|
22687 |
prent(je) |
beeld(je):
ei soort beeldsje (Q011p Boorsem),
ə šyən beldjə (Q011p Boorsem)
|
Een schoon beeldeken (Fr. image). [ZND 21 (1936)]
III-3-2
|
23244 |
prevelen |
prevelen:
preevelle (Q011p Boorsem)
|
Prevelen. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
29943 |
priemen |
pennen:
pɛnǝ (Q011p Boorsem)
|
De twee pennen aan de uiteinden van het metselkoord waarmee het tijdens het metselen wordt vastzet. De priemen worden ook gebruikt om het koord na gebruik op op te rollen. Zie ook afb. 4. Volgens de invuller uit Q 121c worden thans met de toepassing van profielen geen priemen meer gebruikt. In P 176 noemde men het spannen van het metselkoord met behulp van de priemen: 'de koord opsteken' ('dǝ kōt˱ ǫpstēkǝ'). In L 291 gebruikte men geen priemen, maar zette men het metselkoord met behulp van vierduimse spijkers vast. [N 30, 14b; monogr.]
II-9
|
23414 |
priesterkoor |
koor:
kwoir (Q011p Boorsem)
|
Het achter de communiebanken gelegen, verhoogde voorste deel van de kerk, waar het hoofdaltaar en de koorbanken zich bevinden [koor, koeër, hoogkoor, priesterkoor?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
33740 |
prikkeldraad |
pindraad:
pendrǭt (Q011p Boorsem)
|
Twee- of driedraads gevlochten ijzerdraad van scherpe punten voorzien waarmee men een weide of een stuk grond afspant. [N M, 6b; N M, 6a; L 40, 73; JG 1b; L 32, 45 add.; Vld.; Gwn 16, 11; A 25, 4f; A 25, 8 add.; monogr.]
I-8
|
22356 |
priktol |
dop:
dop (Q011p Boorsem, ...
Q011p Boorsem,
Q011p Boorsem),
dup (Q011p Boorsem)
|
[Jongensspel]: Ovale tol waarrond een touwtje werd gewikkeld en dat slingerend werd weggeworpen. || Priktol (= werptol: door middel van een erom gewonden touw werpt men hem draaiend op de grond). [ZND 16 (1934)]
III-3-2
|
18190 |
pronkveer op een hoed |
pluim:
plum (Q011p Boorsem)
|
pronkveer op een hoed [N 25 (1964)]
III-1-3
|