e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Boorsem

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
runderhorzellarve angelsbeitel: āŋəlzbeͅitəle (Boorsem) worm vdit laatste insect [Goossens 1b (1960)] III-4-2
rundvee beesten: bīǝstǝ (Boorsem), vee: vi̯ɛ (Boorsem), vīɛ (Boorsem) Als vee gehouden runderen. Rundvee in het algemeen. Zie afbeelding 1. [N 3A, 1; JG 1a, 1b; monogr.] I-11
rups groene rups: grønrōpšə (Boorsem), rups: rōpš (Boorsem) groene rups die koolbladeren tot op de nerf afvreet [N 26 (1964)] || rups [N 26 (1964)] III-4-2
ruw ruw: [Paragraaf: fysische eigenschappen].  ròw (Boorsem), B.v. wèrreklu-j höbbe ròw han.  ròw (Boorsem), wreed: B.v. èn de wènter zin de boere(n) hun han dèk -  vrië (Boorsem) ruw || ruw van huid III-1-2
ruwe stenen leembrikken: lęjmbrekǝ (Boorsem) In de zon gedroogde, maar nog niet gebakken stenen. In de zon gedroogde stenen werden soms gebruikt voor binnenmuren. Voorwaarde was dat ze niet met water in aanraking kwamen. Volgens de invuller uit Q 83 waren de stenen voldoende gedroogd, wanneer zij wit uitsloegen. Men zei dan: de stenen zijn wit (d\ stēn zen wet). [N 30, 53c; N 98, 107; N 98, 164; monogr.; S 37 add.; N 31, 14 add.] II-8
sacramentsaltaar tabernakel (<lat.): tabbernākel (Boorsem) Het sacramentsaltaar (in grote kerken), een afzonderlijk altaar waarop zich het tabernakel met de H. Hosties bevindt. [N 96A (1989)] III-3-3
sacristie sacristie: sakkersti-j (Boorsem) Het tegen de kerk aangebouwde vertrek of gebouwtje, waar de priester en de dienaren zich voor de dienst gereedmaken [gerfkamer, sakristij, sacristie?]. [N 96A (1989)] III-3-3
salpeter salpeter: solpīǝtǝr (Boorsem) Chemische stof waarmee bijen bedwelmd worden. [N 63, 77d, N 63, 77c; N 63, 77b; JG 1b] II-6
samenspannen samendoen: dej twīə don sāmən (Boorsem) Die twee heulen samen (spannen samen tegen de anderen) [ZND 26 (1937)] III-3-1
sanctus sanctus (lat.): sāngtəs (Boorsem) Het (vaste) misgezang dat op de prefatie volgt, het sanctus. [N 96B (1989)] III-3-3