26502 |
schoen |
schoen:
šōn (Q011p Boorsem),
schoentje:
šȳnjtšǝ (Q011p Boorsem)
|
Het kleine losse bakje onderaan het kaar dat tijdens het malen in schuddende beweging is. Het schoen staat de molenaar toe de graantoevoer naar de stenen te regelen. [N O, 19j; A 42A, 39; N D, 12; Sche 52; Vds 149; Jan 156; Coe 137; Grof 158; A 42A, 19]
II-3
|
18272 |
schoen: algemeen |
schoen:
sjōn (Q011p Boorsem),
sjòòn (Q011p Boorsem),
NB gelakkeerde sjòòn: gelakte vrouwenschoen.
sjòòn (Q011p Boorsem)
|
schoen || schoen [skoewn, schoe, sjoe, schoon, sjoon] [N 24 (1964)] || schoen met rubberzolen
III-1-3
|
18466 |
schoenborstel |
schoenborstel:
sjòònbeustel (Q011p Boorsem)
|
schoenborstel
III-1-3
|
18465 |
schoenen poetsen |
wiksen:
NB wiksdoeas: schoensmeerdoos.
wikse (Q011p Boorsem)
|
schoenen poetsen
III-1-3
|
18347 |
schoenlepel |
schoenstrekker:
sjōnstrɛkər (Q011p Boorsem)
|
schoenlepel [schoontrekker] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
18394 |
schoensmeer |
wiks:
wiks (Q011p Boorsem)
|
schoensmeer
III-1-3
|
18185 |
schoenveter |
rijgstaartel:
ri-jstartel (Q011p Boorsem),
rɛi-jstartəl (Q011p Boorsem)
|
schoenveter || schoenveter [rijgsnoer, (rij)reem, sjoonsreim, riereem, riesjtartel, nistel, rienastel, raajnagel, rijnassel, rijgnestel, rijgenast] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
19919 |
schoffel |
schoffel:
šofǝl (Q011p Boorsem)
|
Gereedschap om onkruid af te snijden en om de grond los te maken. Het bestaat uit een soort mes dat met behulp van een lange steel door de grond geschoven wordt. [N 18, 18a en 48; JG 1a, 1b; A 47, 11a; monogr.; add. uit N 15, 6; N 18, 4 en 50; GV, K7]
I-5
|
33302 |
schoffelen, wieden met de schoffel |
schoffelen:
šofǝlǝ(n) (Q011p Boorsem)
|
Met een schoffel de bovengrond tussen de plant(rijen) van een gewas zodanig bewerken dat de korstige bovenlaag verkruimeld en het onkruid afgestoken wordt. Het woord schoffelen kan niet alleen in absolute zin gebruikt worden, maar laat zich ook verbinden met een object. Dat kan de te bewerken grond zijn (akker, tuin, enz.) maar ook het te verzorgen gewas dat op die grond staat (bijv. de bieten), en ook het onkruid. [N 15, 6; JG 1a, 1b; monogr.; add. uit A 47, 11a]
I-5
|
33307 |
schoffelmachine |
schoffelmachine:
šofǝlmǝšin (Q011p Boorsem)
|
Eenvoudig duwgereedschap dat eruit ziet als een kruiwagen en bestaat uit een (of meer) schoffelijzer(s) aan een wiel, waaraan twee duwburries zitten en waarmee tussen rijen planten wordt gewied. [N 18, 47; N J, 8a; monogr.; add. uit N 18, 51]
I-5
|