| 18014 |
stikken |
verstikken:
verstikke (Q011p Boorsem)
|
Stikken: sterven door ademgebrek (stikken, verstikken) [N 106 (2001)]
III-1-2
|
| 28975 |
stiksteek |
stiksteek:
stekstēk (Q011p Boorsem),
stiksteek (Q011p Boorsem)
|
Fijne, rechte steek. De stiksteek verbindt twee delen aan elkaar. Hij is een achtersteek, die van boven één steeklengte terug en van onderen steeds twee steeklengtes voorwaarts wordt gestoken. De steken volgen elkaar met onzichtbare tussenruimtes op. Zie afb. 32. [N 59, 54; N 62, 9; N 62, 16a; L 31, 46]
II-7
|
| 28859 |
stikzijde |
stikzij(de):
stekzi-j (Q011p Boorsem)
|
Zijdegaren om mee te stikken of te naaien. [N 59, 7c; N 59, 7a; N 62, 57]
II-7
|
| 34018 |
stilstaan |
hou:
ou̯ (Q011p Boorsem),
ju(j):
jȳi̯ (Q011p Boorsem)
|
Voermansroep om het paard te doen stilstaan. [JG 1b; N 8, 95e en 96; L B 2, 257; L 36, 81e; monogr.]
I-10
|
| 17738 |
stinken |
slecht ruiken:
slech ruke (Q011p Boorsem),
stinken:
stinke (Q011p Boorsem),
vies ruiken:
vies ruke (Q011p Boorsem),
vijf kilometer tegen de wind opruiken:
Uitdr.
vief keilemèèter teenge de wènd op ruke (Q011p Boorsem)
|
Stinken: een vieze reuk van zich geven (stinken, rieken, ruiken , muffen) [N 108 (2001)]
III-1-1
|
| 23437 |
stoelen op het priesterkoor |
koorstoelen:
kwoirstūel (Q011p Boorsem)
|
De stoelen op het priesterkoor [koeërsjteul?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
| 18775 |
stof |
stof:
stòf (Q011p Boorsem),
stōf (Q011p Boorsem)
|
Benamingen voor stof in het algemeen. [N 62, 71a; MW] || stof
II-7, III-1-3
|
| 19659 |
stofblik |
troffel:
troffel (Q011p Boorsem)
|
stofblik [ZND 21 (1936)]
III-2-1
|
| 18357 |
stoffen pantoffel |
slof:
slofə (Q011p Boorsem)
|
sloffen, stoffen pantoffels met slappe zool [N 24 (1964)]
III-1-3
|
| 18683 |
stola |
stool (<lat.):
stóól (Q011p Boorsem)
|
De stola, de stool. [N 96B (1989)]
III-3-3
|