23255 |
tabernakel |
tabernakel (<lat.):
tabbernākel (Q011p Boorsem)
|
Het tabernakel, het rijkversierd kastje (op het hoofdaltaar of op het sacra-mentsaltaar), waarin het Allerheiligste bewaard wordt. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23711 |
tafelgebed |
gebed voor het eten:
gebed veur het ete (Q011p Boorsem)
|
Het tafelgebed vóór en na het eten. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
33632 |
takkenbos, bussel hout |
schans:
sjansen (Q011p Boorsem),
(vr.).
šāns}* (Q011p Boorsem)
|
[ZND 01 (1922)]takkenbos, bussel takken en twijgen [N 27 (1965)]
I-7
|
17760 |
tand |
tand:
[Paragraaf: lichaam]
tand (Q011p Boorsem)
|
tand
III-1-1
|
33777 |
tand, tanden |
tand(en):
ta.nt (Q011p Boorsem
[(mv tan)]
)
|
Achter het codenummer van de plaats is de meervoudsvorm vermeld. Voor een aantal plaatsen beschikken wij evenwel alleen over de enkel- of meervoudsvorm; deze laatste citeren wij als eerste. [JG 1a, 1b; N 8, 17]
I-9
|
34374 |
tandjes knippen |
tandjes knippen:
tɛntšǝs knepǝ (Q011p Boorsem)
|
De tanden van de pasgeboren biggen afknippen. [N 76, 42]
I-12
|
18068 |
tandpijn |
tandpijn:
[Paragraaf: lichaam]
tandpien (Q011p Boorsem)
|
tandpijn
III-1-2
|
17622 |
tandvlees |
tandvlees:
tantflēͅiš (Q011p Boorsem)
|
hoe noemt men het tandvlees ? [ZND 49 (1958)]
III-1-1
|
25418 |
tang |
tang:
tsaŋ (Q011p Boorsem
[(Domaniale / Wilhelmina)]
[Julia])
|
[N 95, 758]
II-5
|
20357 |
tante |
tant:
tant (Q011p Boorsem)
|
tante (moei) [ZND 11 (1925)]
III-2-2
|