28948 |
verknippen, versnijden |
versnijden:
vǝrsnōjǝ (Q011p Boorsem)
|
Door verkeerd knippen het te maken kledingstuk bederven. [N 62, 24; MW]
II-7
|
18080 |
verkoudheid |
kou:
ich heub ein kauw op mien bors (Q011p Boorsem)
|
Ik heb een kou op de borst. [ZND 22 (1936)]
III-1-2
|
34165 |
verlopen |
verlopen:
vǝrlau̯pǝ (Q011p Boorsem)
|
Na korte tijd van dracht een misgeboorte hebben, gezegd van de koe. [N 3A, 39a]
I-11
|
23374 |
verpachte banken |
kuipen:
de kōēpe (Q011p Boorsem)
|
De kerkbanken waarvan de plaatsen aan parochianen verpacht werden. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
34233 |
verse koe |
versgekalfde:
vēsgǝkau̯fdǝ (Q011p Boorsem)
|
Koe die pas gekalfd heeft en aan een nieuwe melkperiode begint. [N 3A, 60]
I-11
|
18242 |
versiersel |
opmaak:
opmaak (Q011p Boorsem)
|
opsmuk
III-1-3
|
18226 |
versleten |
oude tuiers:
Mv.
aw tujjere (Q011p Boorsem)
|
versleten kleren
III-1-3
|
17625 |
verstandskies |
achterste tand:
den echtersten tand (Q011p Boorsem)
|
Verstandskies, wijsheidstand [N 106 (2001)]
III-1-1
|
29941 |
verstekhaak |
haak van vijfenveertig graden:
ōk ˲van vif˱ǝnviɛrtex ˲grǭdǝ (Q011p Boorsem)
|
Haak waarvan de armen een hoek van 450 vormen. Zie ook afb. 3. [N 30, 13b; monogr.]
II-9
|
33394 |
verstelbaar luik boven de varkenstrog |
bredertje:
brērkǝ (Q011p Boorsem)
|
Boven de varkenstrog bevond zich vaak een verstelbaar voerluik. In L 360 kende men geen luik maar een scherm in de vorm van een rechtopstaande plank. [N 5A, 60e]
I-6
|