18297 |
bontkraag |
pelsen kraag:
peͅlsə krāg (Q011p Boorsem)
|
kraag van bont [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18682 |
bontmantel |
pelsjas:
peͅlsjas (Q011p Boorsem)
|
bontmantel [N 23 (1964)]
III-1-3
|
22552 |
boog |
boog:
NB baog sjeete: boog schieten.
baog (Q011p Boorsem)
|
[Jongensspel - boog]: Boog.
III-3-2
|
33511 |
boomgaard |
fruitwei:
fruitwei (Q011p Boorsem),
frø̄t[wei} (Q011p Boorsem)
|
boomgaard [ZND 22 (1936)]
I-7
|
24511 |
boomstronk |
vot:
(vr.).
vot (Q011p Boorsem)
|
boomstronk, de stomp-met-wortels van een afgehakte boom [N 27 (1965)]
III-4-3
|
33280 |
boon, algemeen |
boon:
buǝn (Q011p Boorsem)
|
Phaseolus L. Zoals bij de erwt gaat ook hier het lemma met de algemene benaming vooraf aan de namen van specifieke soorten. Enkelvouden en meervouden zijn apart gehouden. [JG 1a, 1b, 1c; L 1, a-m; L 1u, 21; L 8, 84; L 22, 3a; S 4; Wi 14; monogr.; add. uit N P, 23]
I-5
|
29071 |
boord |
boord:
bōrt (Q011p Boorsem)
|
Afzonderlijk stuk als afwerking of versiersel om de rand van een kleed. [N 62, 31b; MW]
II-7
|
28841 |
boordband |
boordelint:
bø̄rlęjnt (Q011p Boorsem),
bø̄rlęjntš (Q011p Boorsem)
|
Het lint of de band waarmee men boordt. Boordband is geweven, niet rekkende naadband, gemaakt van katoen, zijde of synthetisch materiaal in een breedte van 1 cm (Het Beste Naaiboek, pag. 16). [N 62, 58a; N 59, 41; N 62, 58b; N 62, 58c; MW]
II-7
|
18698 |
boordenknoopje |
boordknoop:
boͅrtknaup (Q011p Boorsem)
|
boordeknoopje [N 23 (1964)]
III-1-3
|
21178 |
boot(je) |
boot(je):
beutje (Q011p Boorsem),
pontje:
puntsje (Q011p Boorsem)
|
een bootje (om te roeien) [ZND 24 (1937)]
III-3-1
|