34273 |
de stal uitmesten |
uitmesten:
ū.tmęstǝ (Q011p Boorsem)
|
De stal of mestgoot van mest ontdoen. Objecten "stal", "mestgoot" en "mest" zijn niet gedocumenteerd. [N 11, 14; N 5A II, 50a; A 9, 26; JG 1a, 1b, 1c, 1d, 2c; monogr.]
I-11
|
18062 |
de stuipen hebben |
de stuipen hebben:
de stupe höbbe (Q011p Boorsem),
de stuipjes hebben:
de stuupkes höbbe (Q011p Boorsem)
|
stuipen: De stuipen hebben: een aanval van stuipen hebben (stuipen, stuiptrekken, begaovings, spinneweven). [N 107 (2001)]
III-1-2
|
19681 |
de was bleken |
bleken:
bleiken (Q011p Boorsem),
blējkə (Q011p Boorsem)
|
de was op de bleek leggen [ZND 21 (1936)]
III-2-1
|
28993 |
de zoom afspelden |
afspangen:
āfspaŋǝ (Q011p Boorsem)
|
De zoom geheel met spelden bezetten. [N 62, 13b; N 62, 13a; MW]
II-7
|
28992 |
de zoom aftekenen |
afmeten:
āfmētǝ (Q011p Boorsem)
|
Met krijt of een rokkenspuit de zoomlijn aftekenen op een te maken kledingstuk. [N 62, 13a; N 62, 13b]
II-7
|
20808 |
deeg |
deeg:
deig (Q011p Boorsem),
dɛ‧ág (Q011p Boorsem)
|
zij kneedt het deeg [ZND 22 (1936)]
III-2-3
|
24407 |
dekken |
dekken:
dękǝ (Q011p Boorsem),
springen:
spręŋǝ (Q011p Boorsem),
sprɛŋǝ (Q011p Boorsem)
|
Het bevruchten van de koe door de stier. [JG 1a, 1b] || Het bevruchten van het vrouwelijk varken door het mannelijk varken. [N 19, 30; JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 43, 20b; monogr.] || Het dekken van het vrouwelijk schaap door de ram. [N 77, 34; N 77, 33; JG 1a, 1b]
I-11, I-12
|
30506 |
deklatten |
deklatten:
dɛklatǝ (Q011p Boorsem)
|
De latten op het dak waaraan de stro- of rietbedekking wordt vastgemaakt. [N F, 32b; N 4A, 14a]
II-9
|
19704 |
deksel |
deksel:
deksel (Q011p Boorsem),
deksəl (Q011p Boorsem),
dɛksəl (Q011p Boorsem)
|
deksel [ZND 01 (1922)], [ZND 22 (1936)]
III-2-1
|
32618 |
deksel van de metalen gierton |
deksel:
dęksǝl (Q011p Boorsem)
|
De zinken gierton wordt van boven afgesloten met een deksel dat scharnierend bevestigd is aan de kraag van de vulopening. [JG 1a + 1b; N 11A, 54b; monogr.]
I-1
|