33688 |
fijn droog stof |
stub:
støb (Q011p Boorsem)
|
Fijn droog stof op landwegen. [N 27, 37c]
I-8
|
25170 |
fijne hagel |
schrot:
šrōt (Q011p Boorsem)
|
fijne hagel [sjrot, schrot] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
28732 |
fijnnaaister |
fijne naaister:
fīn nji-jstǝr (Q011p Boorsem)
|
Naaister die fijn naaiwerk verricht. [N 62, 1c]
II-7
|
28758 |
flanel |
gekeperde flanel:
gǝkēpǝrdǝ fǝrnɛl (Q011p Boorsem)
|
Lichte en losse, weinig gevolde wollen of halfwollen stof, met een glad of gekeperd weefsel (Van Dale, pag. 774). Flanel wordt veel gebruikt voor nacht- en sportkleding. [N 62, 89a; N 59, 201; N 62, 75f; N 62, 75b; MW; monogr.]
II-7
|
30800 |
flank |
flanken:
fla.ŋkǝ (Q011p Boorsem),
zijden:
ze.i̯ǝ (Q011p Boorsem)
|
Zijkanten van de buik tussen de achterste ribben en de heup. De flanken dienen kort, gesloten en gevuld te zijn. Zie afbeelding 2.32. [JG 1a, 1b; N 8, 12 en 32.10]
I-9
|
18010 |
flauwvallen |
flauwvallen:
flaw valle (Q011p Boorsem),
[Paragraaf: leven/gezondheid/ziekte/vermoeidheid].
flaw valle (Q011p Boorsem),
kwalijk vallen:
koeallik (Q011p Boorsem),
[Paragraaf: leven/gezondheid/ziekte/vermoeidheid].
koeallik valle (Q011p Boorsem)
|
Bezwijming: flauwte, onmacht (zwijm(el), onmacht, kwalijk, flauw). [N 107 (2001)] || in bezwijming vallen
III-1-2
|
28760 |
fluweel, velours |
velours:
flōr (Q011p Boorsem)
|
Weefsel met een bovenkant met rechtopstaande garenuiteinden, ontstaan door een bijzondere afwerking. De binding bestaat uit een grondweefsel, in effen of keper, waartussen draden, die over grotere afstanden los liggen. Door deze door te snijden en op te borstelen ontstaat een pluche-achtig haardek: pool. Door zacht ruwen wordt het ø̄pluizenø̄ bevorderd, waarna de pool op een bepaalde lengte wordt afgeschoren (Bonthond s.v. ø̄fluweelø̄. [N 62, 78; N 62, 75f; 59, 201; MW; L 1a-m; L 23, 57a; S 9; monogr.]
II-7
|
18289 |
fluwelen broek |
velours (fr.) broek:
floearre bròòk (Q011p Boorsem)
|
fluweelbroek
III-1-3
|
34307 |
fokbeer |
beer:
bi̯ɛr (Q011p Boorsem)
|
Mannelijk varken waarmee men fokt. [N 76, 9; N 19, 7; monogr.]
I-12
|
33755 |
fokmerrie |
veulensmeer:
vø̄.lǝsmēr (Q011p Boorsem)
|
Een merrie geschikt voor de kweek of die één of meer veulens gehad heeft. Een kweekmeer werkt niet (Q 168), terwijl een veulensmeer ook in de kar loopt (Q 77). In tegenstelling tot een veulensmeer is een kweekmeer gewoonlijk drachtig. Kleinere boeren zorgen ervoor een veulensmeer te hebben, die jaarlijks een veulen werpt, waardoor elk jaar een aanspanner ter beschikking staat. [JG 1a, 1b; N 8, 50b]
I-9
|