19099 |
geluk |
geluk:
geleuk (Q011p Boorsem),
geluk (Q011p Boorsem)
|
Ge moet hem dat geluk gunnen (hij heeft het verdiend, ge moet hem niet benijden). [ZND 24 (1937)]
III-1-4
|
22441 |
gemaskerd persoon |
vastelavondgek:
vastelaovendgek (Q011p Boorsem)
|
[Feest - karnaval]: Vermomd persoon.
III-3-2
|
21465 |
gemeente |
gemeente:
gemeinte (Q011p Boorsem),
gemijnte (Q011p Boorsem)
|
gemeente [ZND 24 (1937)]
III-3-1
|
21494 |
gemeentehuis |
gemeentehuis:
gemeintehoes (Q011p Boorsem),
gemijntehous (Q011p Boorsem)
|
gemeentehuis [ZND 24 (1937)]
III-3-1
|
18165 |
genezen |
beter:
[Paragraaf: leven/gezondheid/ziekte/vermoeidheid].
beter were/zin (Q011p Boorsem),
genezen:
[Paragraaf: leven/gezondheid/ziekte/vermoeidheid].
geneze (Q011p Boorsem),
heilen (du.) (ww.):
[Paragraaf: leven/gezondheid/ziekte/vermoeidheid].
heile (Q011p Boorsem),
zich bij elkaar rapen (ww.):
[Paragraaf: leven/gezondheid/ziekte/vermoeidheid].
ziech beej ein rape (Q011p Boorsem),
zich herpakken (ww.):
[Paragraaf: leven/gezondheid/ziekte/vermoeidheid].
ziech herpakke (Q011p Boorsem)
|
genezen
III-1-2
|
33319 |
gepachte hoeve, pachtgoed |
ding:
dē.ŋk (Q011p Boorsem)
|
Het bedrijf dat een boer niet in eigen bezit heeft maar pacht (huurt) van de eigenaar aan wie hij in enige vorm betaalt voor het gebruik. Bij winning in L 352 wordt aangetekend: "vroeger heeft de naam denkelijk bestaan, want er is nog een boerderij die de naam De Winning draagt". Bij enkele opgaven in Nederlands Zuid-Limburg wordt opgemerkt dat enige pachthoeven nog in "halfsheid liggen"; de eigenaar ontvangt de helft van het koren, terwijl de pachter ("halfer") het overblijvende koren krijgt met het stro. Algemene en specifieke termen zijn in dit lemma uit elkaar gehouden. Voor de fonetische documentatie van de opgaven die gelijk zijn aan die voor boerderij in het algemeen, zie het lemma "boerderij, algemeen" (1.1.1). [A 10, 2bI; L 38, 21a; L 48, 22; Lu 2, 22; S 27; Wi 18; monogr.; add. uit L 38, 22 en ander materiaal van lemma 1.1.1]
I-6
|
34057 |
geprimeerde stier |
prijsduur:
prī.s˱dø̄r (Q011p Boorsem)
|
Stier die prijzen en andere bekroningen heeft behaald. [JG 1a, 1b]
I-11
|
17560 |
geraamte |
geraamsel:
[Paragraaf: lichaam]
gerèèmsjel (Q011p Boorsem)
|
geraamte
III-1-1
|
29055 |
geren |
geren:
gjiǝrǝ (Q011p Boorsem)
|
Stof schuin laten uitlopen of spits uitlopende stroken aanbrengen om het kledingstuk ruimer te maken. [N 59, 187; N 62, 11b; N 62, 11a; S 10]
II-7
|
32979 |
gerst |
gerst:
gē.s (Q011p Boorsem)
|
Hordeum L. De gerstteelt was in Belgisch Limburg betrekkelijk zeldzaam. Bij zomergerst wordt aangetekend: vooral bestemd voor de brouwerij; bij wintergerst: vooral bestemd als veevoer. Volgorde varianten van gerst: 1. met "rst" in de auslautgroep; 2. met "st"; 3. met "rs"; en 4: met alleen "s" in de auslautgroep; zie de eerste klankkaart [kaart 6]; in de tweede klankkaart [kaart 7] is de geografische verspreiding van het vocalisme weergegeven. Zie afbeelding 1, d. [JG 1a, 1b; L A1, 127; L 1 a-m; L 24, 6a; L lijst graangewassen, 2; R 3, 24; S 10; Wi 53; monogr.]
I-4
|