20329 |
hij aardt naar zijn vader |
hij aardt naar zijn oude:
cf. VD s.v. "ouwe"2. oudeheer, vader
éé aard nao zənən ouwə (Q011p Boorsem),
hij aardt naar zijn vader:
ee aart nao zie vader (Q011p Boorsem)
|
naar zijn vader aarden; hij aardt naar zijn vader [ZND 19 (1936)]
III-2-2
|
18012 |
hijgen |
kuimen:
kȳmǝ (Q011p Boorsem)
|
[JG 1a, 1b]
I-11
|
18029 |
hik |
hikkop:
[Paragraaf: leven/gezondheid/ziekte/vermoeidheid].
hikkop (Q011p Boorsem)
|
hik
III-1-2
|
22777 |
hinkelblokje |
hinksteen:
ɛjnkstɛjn (Q011p Boorsem),
schelver:
Iech kan neet hinke, want iech höb geine sjelver.
sjelver (Q011p Boorsem)
|
[Meisjesspel]: Scherf. || Hoe heet het stukje hout of steen dat hierbij wordt gebruikt? [ZND 27 (1938)]
III-3-2
|
22774 |
hinkelen |
hinken:
henke (Q011p Boorsem),
ɛjnke (Q011p Boorsem),
Iech kan neet hinke, want iech höb geine sjelver.
hinke (Q011p Boorsem)
|
[Meisjesspel]: Op een voet springen. || Hoe heet het kinderspel, waarbij op één been gesprongen wordt? [ZND 27 (1938)]
III-3-2
|
22778 |
hinkelperk: vorm |
rechthoek:
rechthoek (Q011p Boorsem)
|
Welke vorm heeft het spel dat op de grond wordt getekend? Teken dit op een afzonderlijk blaadje en schrijf de namen van de onderdelen in de vakken. [ZND 27 (1938)]
III-3-2
|
17955 |
hinken |
hinken:
ēͅjnkən (Q011p Boorsem)
|
Hoe heet: op één been springen (van pijn.) ? [ZND 27 (1938)]
III-1-2
|
33839 |
hinniken |
hinniken:
enǝkǝ (Q011p Boorsem)
|
Het hoge keelgeluid dat een paard maakt. De klanknabootsende werkwoorden hummeren, himmeren en hommeren vertonen dezelfde klankwisseling als ruchelen, richelen en rochelen. [JG 1b, 2c; L B2, 291; L 22, 21; N 8, 47 en 65; S 5; Wi 57]
I-9
|
18191 |
hoed (alg.) |
hoed:
hōt (Q011p Boorsem),
hòòd (Q011p Boorsem, ...
Q011p Boorsem)
|
hoed || hoed in het algemeen [doets, bikkel] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
18399 |
hoed: spotnamen |
stoofpijp:
stōͅfpip (Q011p Boorsem)
|
hoed, hoge ~: spotbenamingen [tarpot, titsj, hekteliter, böömert, handskow, kachelpiep, sjtief] [N 25 (1964)]
III-1-3
|