e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Boorsem

Overzicht

Gevonden: 2513
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
hij aardt naar zijn vader hij aardt naar zijn oude: cf. VD s.v. "ouwe"2. oudeheer, vader  éé aard nao zənən ouwə (Boorsem), hij aardt naar zijn vader: ee aart nao zie vader (Boorsem) naar zijn vader aarden; hij aardt naar zijn vader [ZND 19 (1936)] III-2-2
hijgen kuimen: kȳmǝ (Boorsem) [JG 1a, 1b] I-11
hik hikkop: [Paragraaf: leven/gezondheid/ziekte/vermoeidheid].  hikkop (Boorsem) hik III-1-2
hinkelblokje hinksteen: ɛjnkstɛjn (Boorsem), schelver: Iech kan neet hinke, want iech höb geine sjelver.  sjelver (Boorsem) [Meisjesspel]: Scherf. || Hoe heet het stukje hout of steen dat hierbij wordt gebruikt? [ZND 27 (1938)] III-3-2
hinkelen hinken: henke (Boorsem), ɛjnke (Boorsem), Iech kan neet hinke, want iech höb geine sjelver.  hinke (Boorsem) [Meisjesspel]: Op een voet springen. || Hoe heet het kinderspel, waarbij op één been gesprongen wordt? [ZND 27 (1938)] III-3-2
hinkelperk: vorm rechthoek: rechthoek (Boorsem) Welke vorm heeft het spel dat op de grond wordt getekend? Teken dit op een afzonderlijk blaadje en schrijf de namen van de onderdelen in de vakken. [ZND 27 (1938)] III-3-2
hinken hinken: ēͅjnkən (Boorsem) Hoe heet: op één been springen (van pijn.) ? [ZND 27 (1938)] III-1-2
hinniken hinniken: enǝkǝ (Boorsem) Het hoge keelgeluid dat een paard maakt. De klanknabootsende werkwoorden hummeren, himmeren en hommeren vertonen dezelfde klankwisseling als ruchelen, richelen en rochelen. [JG 1b, 2c; L B2, 291; L 22, 21; N 8, 47 en 65; S 5; Wi 57] I-9
hoed (alg.) hoed: hōt (Boorsem), hòòd (Boorsem, ... ) hoed || hoed in het algemeen [doets, bikkel] [N 25 (1964)] III-1-3
hoed: spotnamen stoofpijp: stōͅfpip (Boorsem) hoed, hoge ~: spotbenamingen [tarpot, titsj, hekteliter, böömert, handskow, kachelpiep, sjtief] [N 25 (1964)] III-1-3