e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Borgharen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
niezen niezen: neeze (Borgharen) niezen, proesten [SGV (1914)] III-1-2
nijdnagel nagelwortel: nagelwortel (Borgharen) Hoe noemt men een los stukje vel aan de rand van de nagel van een vinger? (Nederl. nij(d)nagel, dwangnagel, stroopnagel). [DC 30 (1958)] III-1-2
niks waard niks waard: weerd (Borgharen, ... ) waard (dat is niets ~) [SGV (1914)] III-3-1
noemen heten: hète (Borgharen), noemen: neume (Borgharen), neumə (Borgharen) noemen, een naam geven [DC 03 (1934)] III-2-2
nok vorst: vērs (Borgharen) De bovenste liggende balk in het dakgebint waartegen de kepers rusten. De nokgording heeft doorgaans een doorsnede van 9,5 x 9,5 cm. Onder nok of vorst verstaat men ook dikwijls het hoogst gelegen gedeelte van een dak, de dakbedekking inbegrepen. Zie ook het lemma 'ruiter' en afb. 49j en 85. [S 41; N 32, 43d; N 54, 161; L 8, 66a; L 12, 9; L B1, 169; monogr.; div.; Vld.] II-9
notenboom notenboom: -  note baom (Borgharen) okkernoot [DC 17 (1949)] I-7
nylonkous nylonkous: nylonkouse (Borgharen) nylonkousen [N 24 (1964)] III-1-3
ochtend (vanmorgen ochtend: marge (Borgharen) s morgens) [SGV (1914)] III-4-4
oever boord: (endepols. pagina 21: bat= kribwerk, kaai).  bat (Borgharen), kant: kant (Borgharen), Opm. v.d. invuller: aan dè kaant = deze oever; aan den andere kaant = overoever.  kaant (Borgharen), oever: oover (Borgharen), schoor: sjoor (Borgharen) oever [DC 02 (1932)], [SGV (1914)] || oeverhelling [SGV (1914)] III-4-4
ogenblikje, korte tijd, eventjes eventjes: effekes (Borgharen), ogenblikje: aogənbliekskə (Borgharen), ougenbliekske (Borgharen) ogenblikje [DC 03 (1934)] III-4-4