e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Borgharen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
pachtersvrouw pachterin: pachterin (Borgharen) [S 27, Wi 2; monogr.] I-6
pad kroddel: kroddel (Borgharen, ... ) pad [DC 07 (1939)] || pad (dier) [SGV (1914)] III-4-2
pad, paadje pad, paadje: paad; peèdsjes (Borgharen), pad; peèdsjes (Borgharen) pad, paden (mv.) [SGV (1914)] III-3-1
paddestoel (alg.) champignon: champignon (Borgharen) paddestoel [SGV (1914)] III-4-3
pak, kostuum pak: pak (Borgharen, ... ), ’e nuij pak (Borgharen) kostuum of pak voor mannen en jongens [pak, montoer, monteering, antsoch, kloeft] [N 23 (1964)] || pak [SGV (1914)] || pak [een nieuw ~] [SGV (1914)] III-1-3
paling, aal aal: iel (Borgharen), jel (Borgharen), geen verschil  iel (Borgharen), M.  iel (Borgharen) aal [SGV (1914)] || aal, paling [DC 10 (1941)] || paling [SGV (1914)] III-4-2
pandverbeuren pandverbeuren: pandverbeùre (Borgharen) pandverbeuren [SGV (1914)] III-3-2
panlatten panlatten: panlatǝ (Borgharen) De horizontale latten waarop de dakpannen worden gelegd. De panlatten worden met hun breedste zijde op het dakbeschot of op de kepers gespijkerd. De onderste panlat dient groter in doorsnede te zijn. Er wordt daar dan ook meestal een dubbele panlat aangebracht of een panlat op zijn kant. Dit laatste werd in Q 121c 'een daklat hoogkant' ('eŋ dāxlats hūxkaŋk'), in L 385 en Q 15 een 'panlat op zijn hoge kant' (L 385: 'panlat ǫp ˲zǝnǝ hōgǝ kanjt'; Q 15: 'panlat ǫp ˲zǝn huǝgǝ k'njt') en in K 353 'een panlat op zijn kant' ('ǝn pánlát up ˲zønǝ kãnt') genoemd. Zie ook afb. 49p en 83a. [N F, 32a; N 54, 179; N 54, 180a; N 54, 180b; N 4A, 14b; monogr.] II-9
pannen schuren schuren: sjoore (Borgharen) metaal met behulp van water en zand of andere schurende middelen vlekvrij en glanzend maken [DC 15 (1947)] III-2-1
pantoffel pantoffel: petoffele (Borgharen) Hoe noemt men de pantoffels? [DC 09 (1940)] III-1-3