32578 |
ruige mest |
verse stalmest:
vīršǝ [stalmest] (Q096a Borgharen)
|
Ruige mest is mest die pas uit de stal is gekomen en daarom nog onverteerd stro bevat. Deze mest vormt aanvankelijk de boven- of buitenlaag van de mesthoop, die o.i.v. zon en wind gemakkelijk verdroogt. Hij heeft daarom ook (nog) niet de kwaliteit van de in het vorige lemma bedoelde mest, die langer en dieper in de mesthoop heeft gezeten. De plaatselijke varianten van [mest [N M, 10b; N 11, 27 add.; N 11A, 4b; JG 1a + 1b add.; div.]
I-1
|
17737 |
ruiken |
ruiken:
Tans, J.G.H., Isoglossen rond Maastricht in de dialecten van Belgisch en Nederlandsch Zuid-Limburg. Maastricht, uitg. Van Aelst, 1938. 246 pp.
y, y: (Q096a Borgharen)
|
ruiken
III-1-1
|
33750 |
ruin |
ruin:
run (Q096a Borgharen)
|
Gecastreerde hengst. Als de veulens één à twee jaar zijn en de ballen voldoende gezakt en zichtbaar in de balzak zijn, worden zij gecastreerd. Een hengst van drie tot vijf jaar die om de een of andere reden op deze leeftijd nog gecastreerd wordt, wordt meestal gesneden hengst en niet ruin genoemd. [JG 1a, 1b; A 4, 2c; L 20, 2c; L 39, 43; N 8, 20 en 38; S 27; monogr.]
I-9
|
22753 |
ruiten in het kaartspel |
ruiten:
roeten aos (Q096a Borgharen)
|
Ruiten: Ruiten aas. [SGV (1914)]
III-3-2
|
21937 |
ruitijd |
ruizel:
rȳzǝl (Q096a Borgharen)
|
De periode van het ruien, het veren wisselen, van de kip. [A 26, 8; S 30; Vld.; monogr.]
I-12
|
34024 |
rund |
rind:
rent (Q096a Borgharen)
|
Holhoornig, herkauwend zoogdier dat om zijn vlees en melk en ook wel als trekdier gehouden wordt. [L 6, 22; L 42, 12; S 30; S 49; Wi 6; monogr.]
I-11
|
24326 |
runderhorzel, horzel |
horzel:
hoorzel (Q096a Borgharen),
worspel:
woersjpel (Q096a Borgharen, ...
Q096a Borgharen)
|
paardenwesp [Roukens 03 (1937)] || runderhorzel (larven in de huid van runderen) [DC 18 (1950)] || schapenhorzel (larven in de neusholte) [DC 18 (1950)]
III-4-2
|
24371 |
rups |
rups:
rops (Q096a Borgharen, ...
Q096a Borgharen),
ged. WLD, ged. eigen spellingsysteem
roepsj (Q096a Borgharen, ...
Q096a Borgharen)
|
groene rups die koolbladeren tot op de nerf afvreet [N 26 (1964)] || rups [N 26 (1964)], [SGV (1914)]
III-4-2
|
17832 |
rusten |
rusten:
röste (Q096a Borgharen)
|
rusten [SGV (1914)]
III-1-2
|
21364 |
ruw, hard |
ruw:
rouw (Q096a Borgharen, ...
Q096a Borgharen)
|
ruw [SGV (1914)]
III-3-1
|