e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Borgharen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
strooisel strooisel: štrø̜i̯sǝl (Borgharen) Dat wat in de stal onder het vee wordt gestrooid. Dat kan vers stro zijn maar ook gehakt stro of afval na het wannen van gedorst graan. Verder gebruikte men bladeren uit hagen, eiken- en beukenbos en loof van struiken eveneens als strooisel. [N 6, 10; L 7, 61b; JG 1a, 1b, 2b-1 add.; N 18, 41 add.; monogr.] I-11
stroop siroop: šrup (Borgharen) Dikke, kleverige, zoete vloeistof, als broodbeleg gebruikt. In dit lemma zijn alle antwoorden opgenomen die zijn gegeven op de vragen S 36, L 7, 62 en N 57, 34a waarin in het algemeen werd gevraagd naar benamingen voor stroop. Daarnaast is monografisch materiaal dat betrekking had op stroop, verwerkt. Bovendien bevat dit lemma de antwoorden op vraag N 38, 2 "Hoe noemt u appelstroop?", omdat uit vergelijk van het materiaal voor diverse plaatsen bleek, dat er nauwelijks ver-schillen optraden in de benamingen voor stroop en appelstroop, waarschijnlijk ook omdat de meeste stroop uit appels geproduceerd wordt, Om een overbodige opsomming van identieke varianten te vermijden, is daar-om besloten de opgaven bij elkaar te plaatsen. [N 57, 34a; N 57A, 6; S 36; L 7, 62; N 38, 2; monogr.] II-2
stropdas kravat (<fr.): karvat (Borgharen) stropdas, zelfbinder [slieps, sjlips, strik, kravat, kerwat, bindem, biend, kol] [N 23 (1964)] III-1-3
stropoppen pannenpoppen: panǝpopǝ (Borgharen) Zie kaart. Dubbelgevouwen en samengebonden bosjes stro die ter afdichting tussen de dakpannen worden gestoken. Zie ook het lemma 'Strowalm' in wld I.4, pag. 122 e.v. In L 270 werd het stro voor de poppen op ¬± 60 cm lengte gesneden, dubbel gevouwen en aan de omgevouwen kant met een touwtje vastgebonden, aldus enigermate op een popje gelijkend. De stropoppen werden vroeger bij het dakdekken onder de elkaar overlappende zijkanten van de handpannen gestoken om een goed gesloten dak te verkrijgen ('Tegels Dialek', pag. 121). In L 210 werden de poppen iets breder dan de pan uitgespreid. Aan de onderkant stak ongeveer 1,5 cm van het stro onder de pan uit. [N 32, 44d; N F, 5; JG 2c; JG 2d; monogr.] II-9
strosnij-ezel strooi-ezel: stryjēzǝl (Borgharen) Bak waarin het dekstro op maat wordt gesneden. Het stro wordt daarbij door middel van twee rechtopstaande paaltjes bijeen gehouden. De ezel biedt de mogelijkheid het stro tijdens het snijden met behulp van de knie aan te drukken. Zie ook het lemma 'Stro-snijezel' in wld I.4, pag. 151. [N F, 13b] II-9
strosnijbak hakselbak: hęksǝlbak (Borgharen) Snijbak waarin het geschudde dekstro met behulp van een mes op lengte wordt gesneden. Zie ook het lemma 'Strosnijbak' in wld I.4, pag. 151. [N F, 13a] II-9
strowis struuwis: strywø̜š (Borgharen) Klein busseltje lang stro, met name gebruikt om er een stroband van te maken. [S 36; monogr.] I-4
struikelen struikelen: strukele (Borgharen) struikelen [SGV (1914)] III-1-2
stuiken in een kuiltje stoten: huive stoeten in ’e kuilke (Borgharen), in het kuiltje: in ’t kuilke (Borgharen) benamingen in het knikkerspel [SGV (1914)] || stuiken [knikkers ~ in een kuiltje] [SGV (1914)] III-3-2
stuiven van droog zand of stof stubben: stöbbe (Borgharen) stuiven [SGV (1914)] III-4-4