e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Borgharen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vlier heulenteer: denkelijk van Holunder  heulente:r (Borgharen) vlierboom (sambucus nigra L.) [DC 13 (1945)] III-4-3
vlinder pepel: piepel (Borgharen), peper: pieper (Borgharen, ... ), vlinder: vlinder (Borgharen), vlindər (Borgharen) vlinder [GV Gr (1935)], [Roukens 03 (1937)], [SGV (1914)], [ZND 18G (1935)] || vlinder, algemeen [DC 18 (1950)] III-4-2
vlinderdasje nondejuke: nondedjuuke (Borgharen), strikje: striekse (Borgharen) vlinderstropdas [nondejuuke, striekske] [N 23 (1964)] III-1-3
vlo (enk.) vlo: vloei (Borgharen), ged. WLD, ged. eigen spellingsysteem  vloej (Borgharen), ged. WLD, ged. eigen spellingsysteem geen ap. benam.  vloej (Borgharen) mensenvlo [N 26 (1964)] || vlo (znw enk) [foekket, zjwarte riejer] [N 26 (1964)] || vloo [SGV (1914)] III-4-2
vlo (mv., fon.) vlu: vluu (Borgharen), vluui: ged. WLD, ged. eigen spellingsysteem  vluuj (Borgharen) vlo (znw mv) [N 26 (1964)] || vlooien [SGV (1914)] III-4-2
vloeken vloeken: vlooke (Borgharen) vloeken [SGV (1914)] III-3-1
vloer vloer: vlūr (Borgharen) Zie voor het woordtype 'beleg' ook RhWb V, k. 301, s.v. 'Beleg': ø̄Fussboden aus Steinbelagø̄. Volgens Jongeneel (Heerlens Woordenboek, pag. 19) maakten de boeren uit de omgeving van Heerlen steenharde, waterdichte vloeren van zand, kalk of cement en kolensintels. [S 41; N 54, 128; monogr.; Vld.] II-9
vod lommel: lommel (Borgharen), lommele (Borgharen) vod [SGV (1914)] || vodden [SGV (1914)] III-1-3
voddenkoopman lommelkoopman: lommelkoupman (Borgharen) voddenkoopman [SGV (1914)] III-3-1
voederbieten voerkroten: vōrkrōtǝ (Borgharen) Beta vulgaris L. subsp. vulgaris. De algemene benaming van de bieten die gekweekt worden om als veevoeder te worden gebruikt. De voederbiet groeit grotendeels boven de grond, in tegenstelling tot de suikerbiet waarvan alleen de bladerkruin boven de grond uitkomt. De plant gedijt het best op losse vochthoudende zandgrond en verdraagt zware stalmest- of gierbemesting. Het is vanouds een in Limburg veel verbouwd veevoeder dat in het eigen gemengde bedrijf werd benut. Voor de fonetische documentatie van het tweede woorddeel in de samenstellingen zoals voederbieten, waarvan dat tweede element ook als enkelvoudig woord in het lemma voorkomt, zie onder dat enkelvoudig woord, i.c. bieten. In de vragenlijsten is steeds naar de meervoudsvorm gevraagd. [N 12, 38; N 12A, 1; JG 1a, 1b, 1d, 2b, 2c; A 13, 2b; L 43, 4b; monogr.] I-5