24406 |
cocon |
cocon:
cocon (Q096a Borgharen)
|
cocon [DC 18 (1950)]
III-4-2
|
18518 |
colbertjasje |
kort jasje:
kort jeske (Q096a Borgharen)
|
colbertjasje, (korte) jas van een kostuum [N 23 (1964)]
III-1-3
|
19823 |
commode, ladenkast |
commode:
koͅmōt (Q096a Borgharen)
|
commode [SGV (1914)]
III-2-1
|
21308 |
compagnie |
compagnie (fr.):
compenij (Q096a Borgharen)
|
compagnie [SGV (1914)]
III-3-1
|
22829 |
concert |
concert (fr.):
conzêr (Q096a Borgharen)
|
concert [SGV (1914)]
III-3-2
|
23202 |
congregatie |
congregatie:
congregatie (Q096a Borgharen)
|
congregatie [SGV (1914)]
III-3-3
|
24327 |
daas (tabanidae) |
dees:
deèz (Q096a Borgharen),
dêêz (Q096a Borgharen),
praam:
ged. WLD, ged. eigen spellingsysteem
praam (Q096a Borgharen)
|
daas (paardenvlieg) [SGV (1914)] || horzel [SGV (1914)] || paardenbloedzuiger, algemeen voorkomend in sloten, geen bloed zuigend [N 26 (1964)]
III-4-2
|
27184 |
dak |
dak:
dāk (Q096a Borgharen)
|
Het gehele samenstel dat de bedekking vormt van een huis of gebouw. Het bestaat uit een kap die wordt afgedekt met pannen, leien, zink, ijzer, stro of riet en die rust op de muurplaat of balklaag. Men onderscheidt verschillende dakvormen. Zie ook de volgende lemmata. [S 6; L 1a-m; L 8, 66; L 12, 9; L A2, 500; N 32, 43a; monogr.; Vld.]
II-9
|
24915 |
dal, vallei |
laagte:
liegte (Q096a Borgharen)
|
laagte [SGV (1914)]
III-4-4
|
18706 |
damesblouse |
basquine (fr.):
beskien (Q096a Borgharen),
kazavek:
kasjevèk (Q096a Borgharen)
|
damesblouse, te dragen bij een rok [bloes, stelsel, jak, beskien, kazevek] [N 23 (1964)]
III-1-3
|