e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Borgharen

Overzicht

Gevonden: 1951
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
draaien draaien: drajən (Borgharen), dreje (Borgharen), drèjje (Borgharen), keren: kieren (Borgharen) draaien [DC 02 (1932)] || keren [SGV (1914)] III-1-2
draaiende karnton draaivat: drɛi̯vāt (Borgharen) De karnton wordt met een zwengel of een wiel zelf rondgedraaid. Deze ton, waarin de boter door draaien wordt gemaakt, draait zelf mee. Zie voor de fonetische documentatie van (boter) en (botter) het lemma ''boter'' (12.14) in deze aflevering. [N 12, 51, 56 en 58; L 1a-m; L 27, 30 en 69; JG 1a, 1b, 1d, 2c; Ge 22, 10, 26, 29, 34 en 37; A 7, 19; S 17; monogr.] I-11
draden of randen van peulvruchten ringen/randen: reng (Borgharen) [N Q (1966)] I-7
dragen dragen: draaəge (Borgharen), drage (Borgharen), dragen (Borgharen) dragen [DC 02 (1932)] III-1-2
drenzen joenken: junken (Borgharen) drenzen: de kinderen drenzen de hele dag [DC 16 (1948)] III-1-4
driftig driftig: driftig (Borgharen) driftig [SGV (1914)] III-1-4
drijfbord dekspaan: dękspān (Borgharen) Plank met gaatjes of groefjes waarmee men de uiteinden van riet of stro gelijk klopt. Zie ook afb. 79a. Zie voor het woordtype 'fater' (L 318b, Q 3) ook 'Limburgs Idioticon', pag. 73 s.v. 'fater', ø̄de plank waar de strooidekkers 't dak gelijk en effen mede kloppenø̄. [N F, 24; monogr] II-9
drijftol kokkerel: kokkerèl (Borgharen) drijftol [SGV (1914)] III-3-2
drijven aandrijven: āndręjvǝ (Borgharen), āndrīvǝ (Borgharen), drijven: drīvǝ (Borgharen) Een dak met riet dekken. Voor bedekking met riet worden de regels of sparren van het dak op een onderlinge afstand van 45 √† 55 cm geplaatst. Daarop worden panlatten aangebracht op afstanden van ongeveer 28 cm. Op deze latten wordt eerst een dunne spreilaag ter dikte van 5 cm met dunne dekgaarden en wilgen stroppen bevestigd; daarna wordt het dekriet in lagen van 6 cm dikte opgebracht en op dezelfde wijze aan de panlatten verbonden. De lagen schuiven telkens de afstand van twee panlatten naar boven op en men brengt er zoveel lagen op, totdat een dikte van circa 26 cm is verkregen. Vervolgens wordt het dak afgeschoren, waardoor alle uiteinden van het riet in een plat vlak komen. De nok wordt gewoonlijk met rietvorsten, een soort van brede, gebakken dakpannen, afgedekt, nadat vooraf in de top een rondhout of beslagen hout is gelegd, waarlangs men aan weerszijden de specie spreidt waarin de rietvorsten komen te liggen (Zwiers II, pag. 279). [N F, 45a] || Het werken met de stootklos. [N F, 27] II-9
drinken drinken: drinke (Borgharen, ... ), drinkə (Borgharen) drinken [DC 03 (1934)] III-2-3