18319 |
hoepelrok |
repenrok:
reiperok (Q096a Borgharen)
|
hoepelrok [reekerok] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
18017 |
hoest |
hoest:
hoos (Q096a Borgharen)
|
hoest [SGV (1914)]
III-1-2
|
18307 |
hoge herenschoen |
hoge schoen:
hoeg sjoon (Q096a Borgharen)
|
herenschoenen, hoge ~ [N 24 (1964)]
III-1-3
|
18258 |
hoge hoed |
hoge zijden:
hoege zéje (Q096a Borgharen)
|
hoed, hoge ~, gedragen bij rouwgelegenheden [N 25 (1964)]
III-1-3
|
20448 |
hoge hoed bij begrafenis |
hoge zijden:
hoege zéje (Q096a Borgharen)
|
hoed, hoge ~, gedragen bij rouwgelegenheden [N 25 (1964)]
III-2-2
|
32445 |
hoge klomp |
blokklomp:
blǫk[klomp] (Q096a Borgharen)
|
Klomp met een hoge en lange, tot boven de wreef doorlopende kap. De klompopening sluit bij dit type klompen goed om de voet zodat er geen klompenriem nodig is. Zie ook afb. 259. Het woord(deel) klomp is fonetisch gedocumenteerd in het lemma ɛklompɛ. De kapklomp die in en rond Venray (L 210) bekend was, was een luxe hoge klomp die versierd was met koperen spijkers. Hij was volgens het Venrays woordenboek (pag. 227), ondanks de hoge kap toch van een leren band voorzien en werd op zondag gedragen.' [N 24, 70b; monogr.]
II-12
|
18376 |
hoge klomp? |
blokklomp:
blokkloomp (Q096a Borgharen)
|
klomp met hoge huif, hoge klomp, zonder riem gedragen [N 24 (1964)]
III-1-3
|
18354 |
hoge of halfhoge hak |
hoge hak:
hoeghakke (Q096a Borgharen)
|
damesschoenen met hoge of halfhoge hak [N 24 (1964)]
III-1-3
|
18352 |
hoge rijgschoen |
hoge vrouwluischoen:
hoeg vrouluijsjoon (Q096a Borgharen)
|
rijgschoenen, hoge ~ voor dames [petiens, bottines] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
18350 |
hoge schoen met elastieken tussenstukken |
brodequin (fr.):
[contaminatie van bot en brodequin (fr.) rijglaars, hoge schoen]
bottekeas (Q096a Borgharen)
|
schoenen, hoge ~ met elastieken tussenstukken in de schacht [boddekeens] [N 24 (1964)]
III-1-3
|