e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Borgloon

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
heer heer: hi.ər (Borgloon) heer [RND] III-3-1
heermoes kattestaart: katǝstat (Borgloon) Equisetum arvense L. Zeer algemeen voorkomend onkruid uit de paardestaart-familie (Equisetum L.) op bouwland, grasland, tuinen en bermen met een rechtopstaande holle stengel, die geleed is en gemakkelijk uiteen te trekken. Op de grens van de afzonderlijke leden bevindt zich een krans van schubben, die de bladeren vertegenwoordigen. Deze sporenplant bloeit van april tot mei en varieert in hoogte van 10 tot 80 cm. In het algemeen bekender onder de familienaam paardestaart. L 214a: "De volksmond zegt dat onderaan de wortel van de katǝstart een gouden knøpkǝ zit." L 250: "Gedroogde blaadjes worden als medicinale thee gebruikt bij pijnlijke urinelozing." De samenstellingen met -staarts zijn verschoven vormen van staart; vergelijk het lemma Ploegstraat in aflevering I.1, blz. 62. [A 17, 5; A 49B, 4; monogr.] I-5
hees, schor hees: heejs (Borgloon), hēī.s (Borgloon), hêî.s (Borgloon) hees [ZND m] || hij is hees (zijn stem is weg) [ZND 26 (1937)] III-1-2
heet, hitsig lopig: løijpex (Borgloon) heet, hitsig [Goossens 1b (1960)] III-2-1
heggenmus hagenmus: Frings  hōͅəgəmø͂ͅi̯s (Borgloon), hoͅagəmøͅi̯s (Borgloon), heggenmus: hoͅ:gəmøͅ.is (Borgloon) heggemus (14,5 overal bekend; grauw, zit graag onder en in heggen; nestje heeft mos binnenin; blauwe eitjes; zang helder krinkelend, ook s winters [N 09 (1961)] || Hoe heet de heggemusch? [DC 06 (1938)] III-4-1
heibezem bezem: m. mv. ~s  be͂ͅsəm (Borgloon), heibezem: m. voor de straat  hɛi̯bɛ̄səm (Borgloon) bezem gemaakt van heitakjes (heiwasser, heibezem) [N 20 (zj)] III-2-1
heilig heilig: heləch (Borgloon), heləhj (Borgloon) Heilig. [ZND 01 (1922)], [ZND m] III-3-3
heilige, zalige heilige: ənə heləgə (Borgloon) Heilige. [ZND 35 (1941)] III-3-3
hek aan de ingang van een wei barrier: brīr (Borgloon), gaard: gǫǝr (Borgloon), gǭr (Borgloon) In dit lemma zijn vooral de antwoorden ondergebracht van de vragen naar ø̄hek aan de ingang van een weiø̄ (N 14, 67), ø̄een (toegangs)hek, gevlochten van twijgen en opgehangen tussen twee stijlen, dat in een omheining is aangebracht of op een dam (in een sloot) is geplaatstø̄ (A 25, 5a), ø̄een hek, slag- of draaiboom op een doorgang naar akker of weide, of ter versperring van een weg in privaatbezitø̄ (L 19B, 6). [N 14, 67; A 25, 5a; L 19B, 6; Vld.; JG, 2c; monogr.] I-8
helling, talud talud: təly (Borgloon) talud, berm [ZND m] III-4-4